3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
( i) De Duitse fiscale autoriteiten hebben op basis van art. 4 van Bijstandsrichtlijn 77/799/EG de Nederlandse Belastingdienst gegevens verstrekt waaruit onder meer blijkt dat [eiser] betrokken is geweest bij de Conet Stiftung te Vaduz, Liechtenstein (hierna: de Stiftung), die op 18 december 1986 is opgericht.
(ii) De Beistatuten van de Stiftung luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“The Foundation Board (...) enacts herewith the following By-Laws in pursuance of powers conferred to it under Art. IX. And XIII. of the Statutes, for the nomination of Beneficiaries:
I. First Beneficiary of all assets and revenues as well as of any possible liquidation proceeds shall be during his lifetime and without any restriction:
- [eiser]
(…)
II. Upon death of the first beneficiary
- [betrokkene 1]
(…)
entirely enters in his right as second beneficiary.
III. Upon death of the second beneficiary
- [betrokkene 2] [de broer van eiser; HR]
(…)
entirely enters in the rights of the deceased second beneficiary as third beneficiary.
IV. Upon the death of the third beneficiary, his part passes to his descendants at equal parts per stirpes.
V. During the lifetime of the first beneficiary, this By-Laws shall be revocable at any time. After his death, it will be revocable with the consent of all actual beneficiaries only.
(…)”
(iii) [eiser] hield en houdt een bankrekening aan bij ABN-AMRO (Schweiz) te Basel. Uit een intern document van die bank blijkt dat de formele Auftraggeber tot oprichting van de Stiftung is de ABN AMRO Trust Company te Genève. Als Repräsentant (vertegenwoordiger) van de Stiftung is aangesteld LGT Treuhand AG te Vaduz. Het document vermeldt dat het doel van de Stiftung is “Verwaltung eigenes Vermögen Bankkonto bei ABN Amro Bank Basel” en dat ABN-Amro Basel bij brief van 9 juni 1997 heeft verzocht de Beistatuten van de Stiftung te wijzigen. Voorts blijkt uit het document dat de Stiftung per 3 november 2000 is geliquideerd.
(iv) De Inspecteur heeft [eiser] bij brief van 9 juni 2009 op grond van art. 47 AWR gevraagd of hij inderdaad betrokken was (geweest) bij de Stiftung, of hij ter zake van betrokkenheid bij een Liechtensteinse Stiftung of bij enig ander (buitenlands) doelvermogen ooit aangifte had gedaan van enig inkomen, en verzocht om toezending van bepaalde documenten betreffende de Stiftung.
( v) [eiser] heeft bij brief van zijn raadsman van 26 juni 2009 de fiscus laten weten dat hij slechts een beperkte herinnering had aan enige betrokkenheid bij een Liechtensteinse Stiftung. Hij verklaarde zich te herinneren in het verleden met een Liechtensteinse Stiftung te maken te hebben gehad maar daarover verder niets te kunnen verklaren.
(vi) [eiser] heeft bij brief van 11 juni 2010 tot de hiervoor in (iii) genoemde LGT Treuhand AG het volgende verzoek om informatie gericht:
“(…). Related to a tax compliance situation I would like to receive information about the ‘Conet Stiftung’. This Stiftung was founded on 2 July 1986 and ‘gelöscht’ on 3 November 2000. Enclosed please find a copy of the documents regarding this Stiftung which I received from the tax authorities in The Netherlands. Can you please inform me whether your firm has in its files information regarding the Stiftumg. If that is the case, I will send you an overview of the documents that I would like to obtain. (…)”.
(vii) Bij brief van 26 juli 2010 heeft de Fiduciaire Equity Trust AG te Genève (hierna: Equity Trust) aan [eiser] het volgende bericht:
”I refer to your letters of 11 and 29 June addressed to LGT (Treuhand AG). [betrokkene 3] of Fiduco Treuhand AG [voorheen LGT Treuhand AG; HR] has forwarded them to me. As you may be aware, the Equity Trust Group acquired the business of ABN AMRO Group in 2005. This included ABN Trustcompany (Suisse) S.A. (‘ABN’). Although the closing of Conet Stiftung took place in 2000, before the involvement of this Company, we did receive many of the archived files for business previously managed by ABN. I am pleased to be able to advise you that this does include some files for Conet Trust. As I am sure you will appreciate, we are not in the position to confirm if they are complete. We will be happy to provide you with the information that you require and that is on file. (…)”.
(viii) [eiser] heeft bij brief van 16 augustus 2010 het volgende meer gespecificeerde verzoek om informatie aan Equity Trust gericht:
“(…) I herewith send you copies of the letters from the Dutch Tax Authorities, dated 9 June 2010 and 1 July 2010 respectively. As you can see, these letters indicate that the matter concerns the Conet Stiftung which has been “gelöscht” - according to the documents - in November 2000. Do you still possess the documents requested in the letters of the Tax Authorities and could you provide me with copies?”
In reactie op dat verzoek berichtte Equity Trust de eiser bij brief van 1 september 2010:
“We refer to your letter of 16 August 2010 regarding information concerning the Conet Stiftung. We are writing to advise you that we are not willing to comply with your request due to confidentiality matters. (…).”
(ix) Op 4 november 2010 heeft de Inspecteur met [eiser] en diens raadsman gesproken. Bij die gelegenheid heeft [eiser] onder meer gezegd dat hij de vraag hoeveel vermogen er in de Stiftung zat op het moment van haar opheffing niet kon beantwoorden en dat hij niet beschikte over stukken betreffende de Stiftung.
( x) Bij brief van 6 december 2010 heeft de Inspecteur aan [eiser] meegedeeld dat hem tot behoud van heffingsrecht navorderingen inkomstenbelasting 1998 en vermogensbelasting 1999 zouden worden opgelegd op basis van een geschat Stiftungsvermogen van € 5.000.000,-- en een geschat bedrag aan inkomsten uit dat vermogen van € 200.000,--. De vermogensschatting berustte op ervaringen met en gegevens over diverse andere Liechtensteinse Stiftungen en de inkomensschatting op een gemiddeld rendement van 4%. Daarnaast legde de Inspecteur voor beide belastingen een vergrijpboete op van 100% van de nagevorderde belasting met als motivering dat [eiser] wist of had moeten weten dat hij de beschikkingsmacht had over het Stiftungsvermogen en dat hij dat vermogen en de inkomsten daaruit opzettelijk niet heeft vermeld in zijn aangiften inkomstenbelasting 1998/vermogensbelasting 1999. De Inspecteur schreef onder meer:
“Het gebruik van een Stiftung in Liechtenstein en van meerdere derde-partijen in het buitenland (zoals ABN-AMRO Bank in Zwitserland en/of Morgan Stanley in Londen) met als doel om de connectie van [eiser] met het vermogen van de Stiftung en daardoor een deel van zijn vermogen buiten het zicht van de Belastingdienst te houden, merk ik aan als listigheid en samenspanning. Daarnaast spant [eiser] zich niet voldoende in om aan de inspecteur de voor het opleggen van een juiste navorderingsaanslag benodigde gegevens te verstrekken. Ik merk dit aan als zeer ernstige gedragingen. Daarom zijn er strafverzwarende omstandigheden. Er zijn mij geen strafverminderende omstandigheden gebleken.”
De vervolgens dienovereenkomstig opgelegde navorderingsaanslagen van 10 december 2010 vermeldden uiterlijk op 10 januari 2011 te betalen bedragen, inclusief vergrijpboete en heffingsrente, ad € 285.656,-- (voor de inkomstenbelasting) en € 85.890,-- (voor de vermogensbelasting).
(xi) Bij brief van 21 januari 2011 heeft de Inspecteur aan [eiser] bericht dat diens informatieverstrekking onvoldoende was en dat hij zich gedwongen zag [eiser] in kort geding te doen dagvaarden om te bewerkstelligen dat hij alsnog aan zijn wettelijke informatieverplichting zou voldoen.
(xii) Na het vonnis van de voorzieningenrechtrer in de onderhavige zaak heeft [eiser] bij brief van 8 april 2011 Equity Trust andermaal verzocht om ten behoeve van de Nederlandse fiscale autoriteiten de onder hem berustende documentatie van de Stiftung te verstrekken. Bij brief van 29 april 2011 heeft Equity Trust meegedeeld ook aan dit tweede verzoek geen gehoor te zullen geven wegens “confidentiality matters”.
(xiii) [eiser] heeft op 29 april 2011 schriftelijk jegens de Inspecteur verklaard:
“Hiermee verklaar ik naar beste weten dat er na 1998 geen buitenlandse rekeningen op mijn naam staan of hebben gestaan, anders dan een rekening bij ABN-AMRO te Antwerpen die per April 2000 werd getransfereerd naar Merrill Lynch te Amsterdam.”