2.8.Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze verliesherzieningsbeschikking. Na een ingebrekestelling wegens het uitblijven van een uitspraak op bezwaar, neemt de Inspecteur op 13 augustus 2015 een dwangsombeschikking, waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:
“Betreft: Ingebrekestelling
Op 16 februari 2015 ontving ik uw schrijven waarin u namens [Hof: belanghebbende] bezwaar maakt tegen de (…) beschikking waarbij het verlies uit werk en woning, alsmede het ondernemingsverlies over het kalenderjaar 2011 is vastgesteld op € 6.115.
Op 13 mei 2015 ontving ik daarenboven uw schrijven van 11 mei 2015 waarin u aangeeft dat de beslistermijn is verstreken. Namens belanghebbende doet u een beroep op de dwangsomregeling.
De kern van de regeling inzake beschikkingen op aanvraag wordt gevormd door artikel 4:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht [hierna: Awb], welke bepaling zowel de verschuldigdheid als de hoogte van de dwangsom regelt.
Om aanspraak te kunnen maken op een dwangsom, moet, blijkens artikel 4:17, eerste lid, Awb, aan een tweetal cumulatieve voorwaarden worden voldaan. Op de eerste plaats moet het bestuursorgaan [lees in het concrete geval: de Inspecteur] niet tijdig hebben beslist op een aanvraag. Op de tweede plaats moet de aanvrager het bestuursorgaan op het moment van ingebreke zijn ook daadwerkelijk schriftelijk (…) in gebreke hebben gesteld.
Ter zake van de eerstgenoemde voorwaarde kan het navolgende worden opgemerkt:
Blijkens artikel 1:3, derde lid, Awb wordt onder een aanvraag verstaan:
“een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen”(…).
Onder het begrip “besluit” wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Het bezwaarschrift van belanghebbende is een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, Awb.
Ter zake van de tweede voorwaarde wordt het navolgende opgemerkt:
Een bestuursorgaan kan eerst in gebreke worden gesteld indien het in gebreke is, dan wel indien de aanvrager redelijkerwijs kan menen dat het in gebreke is (…). Nu de Inspecteur uiterlijk op 01 mei 2015 op belanghebbendes bezwaar had moeten beslissen, is, gegeven de omstandigheid dat thans nog niet op het bezwaar is beslist, het schrijven van 11 mei 2015 naar aard en inhoud aan te merken als een ingebrekestelling in de zin van de dwangsomregeling.
Aan beide voorwaarden van artikel 4:17, eerste lid, Awb is voldaan. Blijkens het zesde lid van vorengenoemde wettelijke bepaling is het bestuursorgaan geen dwangsom verschuldigd indien de aanvrager kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.
Het ondernemingsverlies inzake het kalenderjaar 2011, welk verlies is vastgesteld op de voet artikel 3.151, van de Wet inkomstenbelasting 2001, is overeenkomstig de door belanghebbende gedane aangifte Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen 2011 vastgesteld.
Bij beschikking van 23 februari 2015 is het verzamelinkomen 2011 opnieuw vastgesteld. Blijkens artikel 3.151, derde lid, wet inkomstenbelasting 2001 worden het verlies uit werk en woning en het bedrag van het ondernemingsverlies afzonderlijk op het aanslagbiljet vermeld. Blijkens het, met dagtekening 23 februari 2015, aan belanghebbende verzonden aanslagbiljet is het ondernemingsverlies niet opnieuw vastgesteld, zodat het er voor gehouden moet worden dat het ondernemingsverlies, zoals eerder vastgesteld bij beschikking van 06 februari 2015, niet gewijzigd is.
Nu belanghebbende geen belang heeft bij het voeren van een procedure, ontbreekt een procesbelang. Het bezwaar van belanghebbende is gegeven deze omstandigheid kennelijk niet-ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond.
De Inspecteur is op grond van artikel 4:17, lid 6, letter c, Awb geen dwangsom verschuldigd.
U kunt tegen mijn beslissing in bezwaar gaan.
Op de volgende pagina leest u hoe dat moet.
Toelichting op het bezwaar tegen de beschikking dwangsom.
U kunt tegen mijn beslissing in bezwaar gaan.
Let bij het bezwaar onder meer op de volgende regels:
(…)
2. In uw bezwaarschrift geeft u gemotiveerd aan waarom u het niet eens bent met de beschikking dwangsom.
3. Ik moet aan de hand van de gegevens in uw bezwaarschrift kunnen vaststellen hoe hoog de dwangsom volgens u had moeten zijn.”