ECLI:NL:HR:2005:AT3411
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Beroep in cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag in het recht van successie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 12 augustus 2003, betreffende een aanslag in het recht van successie die aan belanghebbende was opgelegd naar aanleiding van de verkrijging uit de nalatenschap van A, die op 30 september 1995 is overleden. De aanslag betrof een bedrag van ƒ 150.867. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar het Gerechtshof heeft de zaak ter behandeling doorgezonden aan het Hof, dat zich onbevoegd verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De Hoge Raad oordeelt dat het beroep bij het Hof niet-ontvankelijk is, omdat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het ging om een beroep tegen het uitblijven van een uitspraak op een bezwaarschrift dat betrekking had op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. De Hoge Raad stelt vast dat het beroepschrift van belanghebbende gericht was tegen het uitblijven van een uitspraak op een bezwaarschrift van 21 december 1999, en dat het Hof dit niet correct heeft vastgesteld.
De Hoge Raad gelast dat de Staat aan belanghebbende het griffierecht vergoedt dat verschuldigd is geworden voor de behandeling van het beroep in cassatie, evenals het griffierecht dat bij het Hof is betaald. Daarnaast veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie en de kosten van het geding voor het Hof. De Hoge Raad concludeert dat het beroep in cassatie gegrond is en dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven.