Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond; en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen belanghebbende en de Inspecteur van de Belastingdienst. Het geschil betreft de vraag of een lening die belanghebbende aan een vennootschap heeft verstrekt als onzakelijk kan worden aangemerkt, en of het verlies op deze lening aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting. De Inspecteur heeft de bewijslast dat de lening onzakelijk is, en het Hof oordeelt dat de Inspecteur niet kan worden verplicht om verder onderzoek te doen naar andere externe financiers, aangezien belanghebbende zelf heeft gesteld dat er naar externe financiering is gezocht maar dat deze niet beschikbaar was. Het Hof bevestigt dat de lening onzakelijk is, en dat het verlies op de lening niet in mindering kan worden gebracht op het inkomen uit werk en woning. Tevens is er een verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep afgewezen, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt bevestigd.