In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die betrekking heeft op naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en boetebeschikkingen. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd over de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 juni 2005, waarbij de belastingdienst een bedrag van € 91.199 en € 243.588 in rekening heeft gebracht. De rechtbank heeft de naheffingsaanslagen verminderd, maar belanghebbende is in beroep gegaan tegen deze uitspraken. Het gerechtshof te Amsterdam heeft de uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, maar de staatssecretaris van Financiën heeft cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof, dat de zaak opnieuw heeft behandeld. De kern van het geschil betreft de vraag of de rondleidingen door het stadion, die ook toegang tot het museum van de voetbalclub bieden, onder het verlaagde btw-tarief vallen. Het hof heeft geoordeeld dat de tours niet kunnen worden aangemerkt als het verlenen van toegang tot een museum, omdat de toegang tot het museum slechts een ondergeschikt onderdeel van de tours is. De tours zijn primair gericht op het stadion en de voetbalclub, en niet op de museumcollectie. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, de naheffingsaanslagen verminderd en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. De inspecteur is ook gelast het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.