In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de vraag of de toegang tot een multifunctioneel gebouwencomplex, dat ook een museum herbergt, onder het verlaagde omzetbelastingtarief valt. De belanghebbende, een C.V., verhuurt het stadion voor sportwedstrijden en biedt rondleidingen aan, die ook toegang tot het museum omvatten. Het Gerechtshof had geoordeeld dat de rondleidingen samen met het museumbezoek als één dienst moeten worden beschouwd, waardoor het verlaagde tarief van toepassing zou zijn. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De Hoge Raad concludeert dat de normale bedrijfsuitrusting in een gebouw als het stadion niet kan worden aangemerkt als een collectie in de zin van de wet, tenzij deze speciaal is ingericht voor bezichtiging. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De proceskosten worden niet toegewezen.