In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de toepassing van het btw-tarief op een gecombineerde prestatie, bestaande uit een rondleiding door een voetbalstadion en toegang tot een museumcollectie. De zaak betreft de vraag of op deze enkele prestatie één btw-tarief van toepassing is, en zo ja, welk tarief dat moet zijn. De Hoge Raad heeft eerder een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, die op 18 januari 2018 heeft geoordeeld dat voor een enkele prestatie, die uit verschillende elementen bestaat, het btw-tarief moet worden bepaald aan de hand van het hoofdelement van de dienst. Dit arrest volgt op eerdere arresten van de Hoge Raad en is van belang voor de toepassing van de Zesde richtlijn inzake omzetbelasting. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de gecombineerde prestatie moet worden belast tegen het tarief dat geldt voor het hoofdelement, ongeacht de mogelijkheid om de vergoeding voor elk element afzonderlijk te bepalen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.