Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
In artikel 11 van de Wet van 15 mei 1929, Stb. 28, houdende ‘Algemeene bepalingen der wetgeving van het Koninkrijk’, is immers voorgeschreven dat de rechter volgens de wet moet rechtspreken en dat hij in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet mag beoordelen.
- verklaart het hoger beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
- verklaart het tegen de uitspraken van de Inspecteur bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
- vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.680 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil,
- vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig,
- gelast dat de Staat aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 156 vergoedt, en
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 25