Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 19 februari 2025
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Verzoek tot uitstel van de zitting
Idem.”
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag en belanghebbende, die in beroep ging tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had de waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 219.000, maar de heffingsambtenaar had eerder een waarde van € 240.000 vastgesteld. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag onroerende-zaakbelastingen. De Rechtbank verklaarde het beroep gegrond en verlaagde de waarde van de woning, maar de heffingsambtenaar werd ook veroordeeld tot vergoeding van proceskosten. In hoger beroep werd het verzoek van belanghebbende om uitstel van de zitting afgewezen, omdat de gemachtigde wegens ziekte niet aanwezig kon zijn. Het Hof oordeelde dat de Rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom het uitstelverzoek was afgewezen en vernietigde de uitspraak van de Rechtbank op dat punt. Het Hof oordeelde verder dat de toegepaste wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding te laag was en stelde deze vast op 1, in plaats van 0,25. Het Hof heeft de kosten voor de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 2.246,35 en het betaalde griffierecht van € 138 moet door de heffingsambtenaar aan belanghebbende worden vergoed. De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd voor wat betreft de proceskostenvergoeding, maar de waarde van de woning bleef ongewijzigd.