aangegeven. Eiseres veronderstelt dat deze uitstootwaardes de vanuit de WLTP-methode
teruggerekende uitstoot betreft (de NEDC-2-uitstoot). Volgens eiseres blijkt uit TNO-onderzoek
en onderzoek van KPMG (de onderzoeken) dat de NEDC-2-uitstoot structureel
hoger ligt dan de CO2-uitstoot van vergelijkbare voertuigen die zijn getest volgens de
oorspronkelijke NEDC-methode, zodat de verschuldigde Bpm op een te hoog bedrag is
berekend. Daarmee heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij in de aangiften van een te
hoge CO2-uitstoot is uitgegaan. De enkele verwijzing naar de onderzoeken is daarvoor
onvoldoende. De conclusies van dergelijke algemene en brede onderzoeken kunnen
namelijk niet rechtstreeks worden toegepast op de hier in geding zijnde auto's. Eiseres heeft
ter zitting in de zaken SGR 21/4074, SGR 21/4109, SGR 21/4111, SGR 21/4112,
SGR 21/4113, SGR 21/4195, SGR 21/4198, SGR 21/4200 en SGR 21/4203 voorts gewezen
op de koerslijsten die bij de aangiftes zijn gebruikt en het gegeven dat daar twee
verschillende CO2-uitstootwaardes zijn vermeld. Volgens eiseres dient uitgegaan te worden
van de laagste CO2-uitstootwaarde. Zoals onder 4 is overwogen, rust de bewijslast dat er
teveel belasting op aangifte is voldaan op eiseres. Met de enkele verwijzing ter zitting naar
de gebruikte koerslijsten waarop twee verschillende CO2-uitstootwaardes vermeld staan,
heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de door haar aangegeven CO2-uitstootwaarde
onjuist is. Eiseres heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de CO2-uitstoot van
de onderhavige auto's lager is dan wat in de aangiftes is opgenomen. De rechtbank ziet dan
ook geen aanleiding niet uit te gaan van de CO2-uitstoot zoals die in de aangiften is
vermeld.