2.9.Met dagtekening 29 september 2018 heeft de Inspecteur, overeenkomstig zijn voornemen zoals aangekondigd in het controlerapport (zie 8.2 en 10), een navorderingsaanslag IB/PVV 2016 op basis van de uitkomsten van het boekenonderzoek opgelegd.
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
"9. Op grond van artikel 16, tweede lid, onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is navordering in alle gevallen - dus ook bij afwezigheid van een nieuw feit - mogelijk indien aanvankelijk te weinig belasting is geheven ten gevolge van een fout en dit de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is. Die kenbaarheid wordt wettelijk verondersteld indien de te weinig geheven belasting tenminste 30 percent van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting bedraagt. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval sprake van een dergelijke fout die kenbaar was voor eiser (vgl. HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1529). Eiser had kunnen en moeten weten dat de aanslag naar een inkomen van € 35.000 te laag was, aangezien verweerder in het rapport van het boekenonderzoek een correctie naar een inkomen van werk en woning van € 132.246 had aangekondigd en er vervolgens een aanslag is opgelegd waarbij die correctie zonder enig denkbare reden achterwege is gebleven. Verweerder was dan ook bevoegd tot navorderen over het jaar 2016. 10. Omdat eiser geen aangifte IB/PVV heeft gedaan voor de jaren 2015 en 2016, wordt op grond van artikel 27e van de AWR het beroep ongegrond verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Dit betekent dat eiser overtuigend moet aantonen dat en in hoeverre de (navorderings)aanslagen onjuist zijn. De omkering en verzwaring van de bewijslast neemt niet weg dat de (navorderings)aanslagen niet naar willekeur mogen worden vastgesteld en dienen te berusten op een redelijke schatting.
11. Verweerder is bij het vaststellen van de (navorderings)aanslagen uitgegaan van gegevens uit eisers eigen administratie. Hij heeft de omzet gecorrigeerd voor het verschil tussen de volgens het kassasysteem behaalde omzet (€ 435.983 respectievelijk € 456.718) en de omzet volgens de boekhouding (€ 1.859 respectievelijk € 230.015). Verder heeft hij een correctie toegepast voor van [merk] verkregen bonussen die niet als bate waren verantwoord en een correctie voor het verschil aan gokopbrengsten volgens het overzicht van de speelautomatenexploitant en de verantwoorde opbrengst in de boekhouding. Naar het oordeel van de rechtbank berusten de (navorderings)aanslagen hiermee op een redelijke schatting.
12. Eiser heeft niet doen blijken dat de (navorderings)aanslagen tot te hoge bedragen zijn opgelegd. De in zijn beroepschrift ingenomen stelling dat door het verhogen van de omzet, ook extra kosten in aanmerking moeten worden genomen, volgt de rechtbank niet. Verweerder is uitgegaan van het resultaat zoals verantwoord volgens de eigen administratie van eiser (het grootboek) en hierin zouden de door eiser gemaakte kosten reeds verwerkt moeten zijn. Verweerder merkt in zijn verweerschrift op dat de boekhouding van eiser “rammelt”, incompleet is en dat eiser niet in staat was om bepaalde primaire documentatie (zoals jaaroverzichten van leveranciers, afschrijvingen op rekeningafschriften van de bank) ter verstrekken. Met de pas bij repliek overgelegde stukken (resultatenrekening en een overzicht “betalingen verbouwing/investeringen” 2014 en 2015) heeft eiser dan ook niet aannemelijk gemaakt, laat staan aangetoond, dat de (navorderings)aanslagen te hoog zijn.
13. Omdat eiser ondanks daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand geen aangifte IB/PVV voor 2015 en 2016 heeft ingediend, zijn terecht verzuimboetes opgelegd. Omstandigheden op grond waarvan deze zouden moeten worden vernietigd dan wel verminderd zijn niet gesteld of gebleken.
14. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente zijn geen gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat deze te hoog is.
15. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond."
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen