ECLI:NL:GHDHA:2020:1630
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verlenging machtiging uithuisplaatsing kinderen en ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen en de ondertoezichtstelling. De vader, die de biologische vader van de minderjarigen is, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter. De kinderrechter had de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin goedgekeurd. De vader was van mening dat hij als belanghebbende in deze procedures moest worden aangemerkt, zodat hij gehoord kon worden over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader family life heeft met de minderjarigen, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit blijkt uit zijn betrokkenheid bij de minderjarigen sinds hun geboorte. Het hof oordeelde echter dat de vader niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in het kader van de verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat deze maatregel niet rechtstreeks zijn rechten raakt. Wel werd de vader als belanghebbende aangemerkt in het kader van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, aangezien deze maatregel een inbreuk vormt op zijn family life.
Het hof heeft ook geoordeeld dat het hoger beroep van de vader tijdig was ingesteld, omdat hij pas eind april 2020 op de hoogte was geraakt van de bestreden beschikking. De gecertificeerde instelling is verplicht gesteld om de vader het volledige procesdossier ter beschikking te stellen. De verdere behandeling van de zaak zal op een nader te bepalen zitting plaatsvinden.