ECLI:NL:HR:2010:BL7043
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van een verzoek tot cassatie inzake uithuisplaatsing van minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 mei 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzoek tot cassatie van mr. Augusta Hendrina van Haga, die als bijzonder curator was benoemd over een minderjarige. De zaak betreft de uithuisplaatsing van minderjarige kinderen, waarbij de vraag centraal staat of de broer van de betrokken minderjarige als belanghebbende kan worden aangemerkt in de beslissing van de kinderrechter tot uithuisplaatsing van zijn broers en zusters. De Hoge Raad oordeelt dat het gezag over elk minderjarig kind afzonderlijk wordt uitgeoefend en dat voor elk kind afzonderlijk moet worden voldaan aan de wettelijke criteria voor de toepassing van de maatregel van uithuisplaatsing. Dit betekent dat de uithuisplaatsing van de broers en zusters van de betrokken minderjarige niet rechtstreeks de rechten en verplichtingen van deze broer raakt, waardoor hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De Hoge Raad verwijst naar artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin wordt gesteld dat alleen degene op wiens rechten en verplichtingen de zaak rechtstreeks van toepassing is, als belanghebbende kan worden beschouwd. De Hoge Raad verklaart mr. Van Haga niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep, omdat de geldigheidsduur van de machtiging tot uithuisplaatsing van de broers en zusters op 15 augustus 2009 is verstreken, waardoor er geen belang meer is bij het cassatieberoep. De uitspraak benadrukt het belang van de individuele beoordeling van elk minderjarig kind in zaken van uithuisplaatsing en de rol van de bijzondere curator.