In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid wegens het besturen van een voertuig onder invloed van THC. Het hof heeft in het kader van een themazitting over 'Drugs in het verkeer' richtlijnen geformuleerd voor de bestraffing van overtredingen van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 maart 2017 te Rijswijk een voertuig bestuurde terwijl hij onder invloed was van THC, wat zijn rijvaardigheid beïnvloedde. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis te bevestigen, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 850,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De beslissing is genomen in het licht van de richtlijnen voor strafvordering bij rijden onder invloed van drugs en alcohol, waarbij het hof heeft vastgesteld dat er geen relevante recidive of gevaarlijk verkeersgedrag was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden in verkeersdelicten waarbij drugsgebruik een rol speelt.