In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid wegens het besturen van een voertuig onder invloed van cannabis en alcohol. Het hof heeft in deze uitspraak een kader geformuleerd voor de bestraffing van overtredingen van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, met name in situaties waarin bestuurders onder invloed van drugs, alcohol of een combinatie van beide rijden. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de vordering van de advocaat-generaal en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had op 2 december 2017 te Wassenaar een auto bestuurd terwijl hij onder invloed was van cannabis en alcohol, met een bloedconcentratie die de wettelijke grenswaarden overschreed. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte recidive vertoonde, maar heeft ook rekening gehouden met zijn jonge leeftijd ten tijde van de eerdere overtreding. Uiteindelijk heeft het hof de straf gematigd en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd, naast een taakstraf van 60 uren. Het hof heeft de uitspraak gedaan met inachtneming van de richtlijnen voor strafvordering en de ernst van de feiten, en heeft benadrukt dat de verkeersveiligheid in gevaar is gebracht door het gedrag van de verdachte.