In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid wegens het besturen van een voertuig onder invloed van cannabis. Het hof heeft in deze uitspraak een kader geformuleerd voor de bestraffing van overtredingen van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, met name in situaties waarin bestuurders onder invloed van drugs of een combinatie van drugs en alcohol rijden. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 11 januari 2018 te Alphen aan den Rijn een voertuig heeft bestuurd na gebruik van cannabis, met een bloedwaarde van 7,2 microgram THC per liter bloed, wat boven de wettelijke grenswaarde ligt. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 400,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij zijn rijbewijs meer dan een half jaar ten onrechte kwijt was en zijn baan heeft verloren door het ontbreken van zijn rijbewijs. Het hof heeft de straffen gematigd en voorwaardelijk opgelegd, rekening houdend met de draagkracht van de verdachte.