In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, wegens het besturen van een voertuig onder invloed van amfetamine en alcohol. Het hof heeft in deze uitspraak een kader geformuleerd voor de bestraffing van overtredingen van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, met name in situaties waarin bestuurders onder invloed van drugs, alcohol of een combinatie van beide rijden. Het hof heeft vastgesteld dat er geen wetenschappelijk onderbouwde gegevens zijn om de mate van gevaarzetting door het gebruik van deze stoffen te beoordelen, en heeft daarom een taakstraf van 40 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, als passend en geboden geacht. De verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van een themazitting over drugs in het verkeer, waarbij uitgangspunten zijn geformuleerd voor de strafoplegging in vergelijkbare zaken.