In hoger beroep wordt uitgegaan van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.13 van het bestreden vonnis, nu daartegen geen grieven zijn gericht. Kort gezegd, is het Menzis in het kortgedingvonnis verboden per 1 januari 2019 een preferentiebeleid ter zake Vitamine D, zoals beschreven in haar Beleidsdocument 2019-2021, uit te voeren (onder 5.1) en is Menzis geboden om - steeds binnen een week na betekening - de inkoopovereenkomsten met apothekers aan te passen (onder 5.2), de informatievoorziening op haar website met het kortgedingvonnis in overeenstemming te brengen (onder 5.3) en betrokkenen adequaat te informeren over de toegewezen voorzieningen (onder 5.4). Deze veroordelingen zijn door de voorzieningenrechter niet met een dwangsom versterkt omdat Menzis te kennen heeft gegeven zich aan het kortgedingvonnis te zullen houden. Op 6 november 2018 heeft Goodlife onder meer het volgende aan Menzis geschreven:
“Namens Menzis is tijdens de zitting in de bovenvermelde kwestie bevestigd dat zij zich zal houden aan de uitkomsten van een uitspraak van de Voorzieningenrechter. De Voorzieningenrechter heeft daarom de veroordelingen niet versterkt met een dwangsom. Kunt u ons in dat kader spoedig informeren op welke wijze Menzis invulling zal geven aan de uitspraak van de Voorzieningenrechter? Zekerheidshalve hebben wij het vonnis vandaag ook nog maar even laten betekenen, opdat geen discussie over termijnen kan ontstaan.”
Voor zover hier van belang, is daarop door de toenmalig raadsman van Menzis op 7 november 2018 het volgende geantwoord:
“Zoals ter zitting door mij is aangegeven, zal Menzis inderdaad gevolg geven aan het vonnis van de voorzieningenrechter. Het preferentiebeleid zoals dat onderwerp was van de procedure, zal door Menzis niet worden gevoerd. (…) Dit betekent overigens niet dat Menzis zich neerlegt bij het vonnis van de voorzieningenrechter. Menzis zal daarvan in hoger beroep komen. Het lijkt mij dan ook logisch dat de bodemprocedure gewoon wordt voortgezet. Menzis beraadt zich bovendien nog over de vraag of en zo ja in welke vorm in 2019 – uiteraard binnen de grenzen van het vonnis – toch enig preferentiebeleid op colecalciferol zal worden gevoerd.”
Het kortgedingvonnis is op 8 november 2018 aan Menzis betekend. Op 9 november 2018 heeft Goodlife het volgende aan Menzis bericht:
“Het vonnis is deze week betekend. Dat betekent dat de termijn loopt om uitvoering te geven aan hetgeen de rechter in het vonnis heeft geoordeeld. (…) Wij verzoeken u derhalve spoedig te bevestigen dat Menzis gevolg zal geven aan de beslissing van de voorzieningenrechter als opgenomen in randnummer 5.4 van het vonnis. Indien een en ander binnen 1 week na de betekening van het vonnis niet geregeld blijkt te zijn, zijn wij helaas genoodzaakt de deurwaarder te verzoeken om het vonnis te executeren.”
Het kortgedingvonnis is in hoger beroep door dit hof bekrachtigd.Die beslissing is in cassatie door de Hoge Raad vernietigd.Na vernietiging en verwijzing heeft het Hof ’s-Hertogenbosch het kortgedingvonnis vernietigd en de vorderingen van Goodlife alsnog afgewezen.