Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
De aanwijzing door de zorgverzekeraar geschiedt zodanig dat van alle werkzame stoffen die voorkomen in de bij ministeriële regeling aangewezen geneesmiddelen ten minste een geneesmiddel voor de verzekerde beschikbaar is’.
eenzelfde dosisvan de werkzame stof bevatten, zijn volgens Goodlife
identiek en onderling uitwisselbaar. De preparaten van Vitamine D zijn dat niet. Volgens Goodlife zijn talrijke patiënten om medische redenen op de verschillende sterkten van Vitamine D aangewezen en blijkt uit wetenschappelijke publicaties dat er ernstige twijfels zijn over de klinische effectiviteit van hoge maanddoseringen en is een juiste dosering Vitamine D cruciaal voor een goede behandeling. Aangezien er bij invoering van het preferentiebeleid met ingang van 2019 niet een geneesmiddel met de werkzame stof Colecalciferol in andere doseringen dan 25.000IE of 30.000IE zal worden vergoed, is volgens Goodlife niet aan de eis van artikel 2.8 lid 3 Bzv voldaan en is Menzis niet bevoegd andere doseringen van vergoeding uit te sluiten.
Behoudt een verzekerde ook aanspraak op vergoeding van een ander geneesmiddel, wanneer bijzondere medische redenen vragen om een afwijkende toedieningsvorm’, TK 2002-2003, 897 Aanhangsel) antwoordt de minister als volgt:
De voorgestelde wijziging geeft de zorgverzekeraar de mogelijkheid om per werkzame stof één geneesmiddel aan te wijzen dat wordt vergoed. Wanneer een patiënt echter om medische redenen een geneesmiddel met een andere toedieningsvorm of sterkte nodig heeft, behoudt hij of zij daarop aanspraak. Het is in eerste aanleg aan de voorschrijvende arts om te bepalen of dit het geval is.’
De heer Buijs onderschrijft de doelstelling van de minister (…) maar op een viertal punten heeft zijn fractie bezwaren tegen het voorliggende verstrekkingenbesluit:
Met het voorliggende verstrekkingenbesluit wordt een verandering beoogd door de zorgverzekeraar de gelegenheid te geven binnen een groep van identieke geneesmiddelen het middel aan te wijzen dat zal worden vergoed. De patiënt krijgt wat hij nodig heeft, maar de zorgverzekeraar kan bepalen welke variant van het medicijn het wordt (…).
Hij(Buijs, hof)
kan daar vrede mee hebben indien hij kan bouwen op de uitspraak van de minister dat de professionele autonomie of wel het voorschrijfpatroon van de arts niet in gevaar mag komenen
‘Lambrechts constateert dat de minister er in dit algemeen overleg heel duidelijk over is dat de voorschrijfvrijheid van de arts blijft bestaan’. Hierop is de minister niet teruggekomen.
Ik wil benadrukken dat de effectiviteit en medische noodzaak van het gebruik van deze middelen niet ter discussie staat. Zowel bij het Zorginstituut als bij VWS hebben partijen (…) hun zorgen geuit over het uitsluiten van deze middelen van vergoeding. Ik ga er vanuit dat patiënten en artsen het goede gesprek voeren om de juiste geneesmiddelen te kiezen en de therapietrouw te borgen. Daarbij zou de vergoedingsstatus geen invloed moeten hebben op het voorschrift van de behandelaar en het gesprek daarover met de patiënt. De behandelaar heeft de verantwoordelijkheid om geen zwaarder medicatie voor te schrijven dan nodig en om de patiënt uit te leggen waarom een geneesmiddel voorgeschreven wordt.’
meer dan één geneesmiddel met dezelfde werkzame stof, toedieningsweg ensterkte.Op de website van Menzis staat onder het kopje ‘Preferentiebeleid’ opgenomen:
Menzis voert al vanaf 2005 preferentiebeleid op geneesmiddelen. Dit beleid houdt in dat Menzis per werkzame stofmet dezelfde sterkteen toedieningsweg één of meer producten aanwijst. Alleen deze producten kunnen worden geleverd aan onze verzekerden en bij Menzis worden gedeclareerd’. Op de website van de NZA staat onder de vraag: ‘Wat is preferentiebeleid?’: ‘
Zorgverzekeraars hanteren een voorkeursbeleid medicijnen. Dit beleid, ook wel preferentiebeleid genoemd, houdt in dat een zorgverzekeraar binnen een groep van gelijke medicijnen (middelen met dezelfde werkzame stof endezelfde dosering) een voorkeursmiddel aanwijst.’ (onderstreping hof)