Uitspraak
1.[appellante] ,
[appellanten]en ieder afzonderlijk
[appellante]en
[appellant],
1.Notariaat [geïntimeerde1] B.V.,
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk
het notariskantooren
[geïntimeerde2],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De vaststaande feiten
vooral voor uzelfen indirect ten behoeve van de transporterende notaris, inzicht te krijgen of u weloverwogen investeert. Door het invullen van deze vragenlijst ontslaat u uzelf niet van uw eigen verantwoordelijkheid. (...)
€ 330.000
4.De vordering
- [geïntimeerden] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [appellanten] van een schadevergoeding van primair € 13.024.516,05 en subsidiair € 8.171.066,31 en meer subsidiair een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [geïntimeerden] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 6.775,- aan
5.Het oordeel van het hof
“Goede morgen (…). Alles binnen op het oude adres. Alles met vette waarschuwing van uw notaris. Ik hoop echt over een maand uit de kosten te zijn. Dat zal lekker slapen.”Nog daargelaten dat dit bericht dateert van ruim één jaar na wat in de gegeven omstandigheden per augustus 2016 van [geïntimeerde2] mocht worden verwacht, kan uit dit bericht geenszins worden afgeleid dat [appellante] daarmee werkelijk begreep wat de transacties inhielden en welke (financiële) risico’s en gevolgen daaraan waren verbonden. Datzelfde bericht geeft wel het inzicht in wat [appellante] hoopte; namelijk dat zij op korte termijn ‘echt uit de kosten’ zou zijn. Die hoop/verwachting was – gelet ook op de hoogte van de koopsommen en het aanzienlijke aantal percelen dat [appellante] al had aangekocht – niet reëel, zo wist ook [geïntimeerde2] (zie 5.11 en 5.12, eerste alinea), en wijst er ook veeleer op dat [appellante] zich juist niet van het zeer riskante karakter van de transacties bewust was.