Het hof heeft aan zijn oordeel het volgende ten grondslag gelegd.
Er kan worden uitgegaan van de veronderstelling dat de makelaar tegenover de koper onrechtmatig heeft gehandeld door in de verkoopbrochure en op funda in strijd met de NVM-meetinstructie een te omvangrijke woonoppervlakte op te nemen. Dit zou de makelaar dan verplichten tot vergoeding van de schade die de koper daardoor heeft geleden. De omvang van de te vergoeden schade moet worden bepaald door vergelijking van de situatie waarin de koper in feite verkeert met de situatie waarin zij zou hebben verkeerd als de makelaar zich wel aan de NVM-meetinstructie zou hebben gehouden en in de verkoopinformatie een woonoppervlakte van 117,3 m2 zou hebben vermeld. In deze hypothetische situatie zou het appartement evenmin een woonoppervlakte van 125 m2 hebben gehad. De schade kan dan ook niet worden bepaald op waardevermindering als gevolg van het feit dat de woning slechts een woonoppervlakte heeft van 117,3 m2 in plaats van de door de makelaar genoemde 125 m2. (rov. 4.1).
Volgens de koper zou zij het appartement helemaal niet hebben gekocht als haar tevoren de juiste woonoppervlakte volgens de NVM-meetinstructie zou zijn meegedeeld. Toch heeft zij haar schade, ook na de afwijzing van haar berekeningswijze door kantonrechter, in hoger beroep nog steeds berekend door de aankoopprijs te verminderen met € 312.500,-- : 125 m2 x (125 m2 - aanvankelijk 114 m2), gemaximeerd tot € 25.000,--. Die berekeningsmethode past niet in het geval van makelaarsaansprakelijkheid wegens het niet opvolgen van de NVM-meetinstructie en nog eens te minder omdat de koper zich op het standpunt stelt dat zij het appartement bij een juiste opgave helemaal niet zou hebben gekocht. Met die hypothetische situatie moet de feitelijke situatie van de koper worden vergeleken bij het bepalen van de omvang van de door haar geleden schade. (rov. 4.2)
Ook in hoger beroep is de koper haar betoog consequent en uitsluitend blijven baseren op haar eerdere wijze van schadeberekening. Hoewel daartoe alle aanleiding bestond, heeft zij nagelaten om, voor het geval het hof haar opvatting onjuist zou vinden, aan te duiden wat haar schade dan zou zijn, en om zelfs maar een minimum van factoren te stellen waaruit een schadebedrag dan wel de mogelijkheid van schade zou voortvloeien. (rov. 4.4)
Ter comparitie is namens de koper aangevoerd dat zij anders een door haar genoemde andere woning met een woonoppervlakte van 125 m2 zou hebben gekocht. Het hof betwijfelt of de koper naar die woning zou zijn uitgeweken, omdat haar toenmalige relatie die aankoop onoverkomelijk vond omdat haar ex-echtgenoot daar vlakbij in de voormalige echtelijke woning woonde. Maar ook als de koper die woning wel zou hebben gekocht, heeft zij in hoger beroep niet opgegeven voor welke koopprijs zij deze zou hebben gekocht (hoewel met betrekking tot deze woning volgens haar al een koopprijs was overeengekomen), en evenmin welke waarde deze woning had toen zij haar eigen appartementsrecht in 2018 heeft overgedragen. De koper heeft zelfs niet gesteld dat zij bij aankoop van deze woning in financiële zin beter af zou zijn geweest dan nu het geval is. Zo heeft zij nagelaten haar alternatieve scenario met voldoende feiten en/of omstandigheden te onderbouwen, en heeft zij niet voldaan aan haar stelplicht met betrekking tot de door haar geleden schade. Een schadebegroting is daardoor niet mogelijk. (rov. 4.5)
De koper heeft het hof ook niet in staat gesteld om de schadeomvang te schatten. Daarvoor ontbreken allerlei denkbare sleutels, aanwijzingen of aanknopingspunten. Of, en zo ja in welke omvang, de koper schade heeft geleden, valt dus niet te bepalen of ook maar enigermate betrouwbaar te schatten. De koper heeft in hoger beroep nog een deskundigenonderzoek voorgesteld om de schade te bepalen, maar zij heeft, hoewel dat mogelijk was, onvoldoende aangevoerd voor zo’n schadebepaling. Daarom volgt het hof dit voorstel niet. (rov. 4.6)