In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een effectenleaseovereenkomst tussen Dexia Nederland B.V. en een particuliere belegger, aangeduid als [geïntimeerde]. De vordering van [geïntimeerde] was gericht op vernietiging van de overeenkomst op basis van bedrog, dwaling en wanprestatie. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van [geïntimeerde] grotendeels afgewezen, maar had Dexia wel veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen. In hoger beroep heeft Dexia haar vorderingen in reconventie ingetrokken en zich geconcentreerd op de grieven tegen het vonnis in conventie. Het hof heeft geoordeeld dat Dexia haar bijzondere zorgplicht heeft geschonden en dat [geïntimeerde] recht heeft op terugbetaling van 2/3 van de door haar betaalde restschuld, zijnde € 2.338,37, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de vorderingen van [geïntimeerde] tot vernietiging van de overeenkomst afgewezen, maar heeft Dexia wel aansprakelijk gesteld voor de schade die voortvloeit uit de schending van de zorgplicht. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan Dexia, aangezien [geïntimeerde] grotendeels in het ongelijk is gesteld.