In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] h.o.d.n. [Y] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 april 2018. De zaak betreft de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die belanghebbende heeft voldaan voor de registratie van een Nissan Micra. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de verschuldigde BPM verminderd tot nihil en een proceskostenvergoeding toegekend. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard voor het niet toekennen van belastingrente. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de schending van de hoorplicht, de hoogte van de rentevergoeding en de griffierechten ter discussie staan. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur niet verplicht was belanghebbende te horen, omdat hij volledig tegemoet is gekomen aan het bezwaar. De hoogte van de rentevergoeding wordt vastgesteld op € 12, en de verzoeken van belanghebbende om een integrale proceskostenvergoeding worden afgewezen. Het Hof bevestigt dat de griffierechten niet in strijd zijn met het EU-recht, en dat belanghebbende geen beroep heeft gedaan op betalingsonmacht. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze niet bepaalt dat belanghebbende recht heeft op wettelijke rente over het griffierecht. De Inspecteur wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en wettelijke rente over de griffierechten.