– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze ziet op de beslissing omtrent de immateriëleschadevergoeding,
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade ten bedrage van € 970,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de wettelijke rente over deze vergoeding van immateriële schade, vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank op 25 februari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming) tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade ten bedrage van € 2.030,
– veroordeelt de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming) tot vergoeding van de wettelijke rente over deze vergoeding van immateriële schade, vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank op 25 februari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende ter zake van het hoger beroep, vastgesteld op € 150,
– veroordeelt de Staat in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende ter zake van het hoger beroep, vastgesteld op € 150,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het in hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 125,50, en
– gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het in hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 125,50.