Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het hoger beroep, verder te noemen: de vereffenaar,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een hoger beroep inzake de vereffening van een nalatenschap. De vereffenaar, mr. W.J.M. van Tongeren, was benoemd door de rechtbank Gelderland en verzocht om toestemming voor voorschotbetalingen op zijn loon ten laste van de nalatenschap. De erflater was op 4 juni 2014 overleden, met achterlating van zijn echtgenote als enige erfgename. De kinderen van de erflater hadden de nalatenschap verworpen. De rechtbank had eerder het verzoek van de vereffenaar om periodiek loon te declareren afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag voor bestond.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld, waarbij het verloop van de procedure en de ingediende stukken zijn overwogen. De vereffenaar stelde dat de nalatenschap een waarde had van ongeveer € 650.000,-, maar dat er ook aanzienlijke schulden waren, waaronder een schuld aan de bank van € 400.000,- en belastingverplichtingen van tussen de € 1.000.000,- en € 2.500.000,-. De vereffenaar vroeg het hof om te beslissen dat voorschotbetalingen op zijn loon mogelijk waren, in het licht van de complexiteit van de vereffening.
Het hof oordeelde dat de vereffeningskosten, inclusief het loon van de vereffenaar, voorrang moeten krijgen boven andere schulden van de nalatenschap, behoudens wettelijke voorrangsregels. Dit oordeel is in lijn met eerdere rechtspraak en de parlementaire geschiedenis. Het hof concludeerde dat de kantonrechter de vereffenaar de mogelijkheid moet bieden om een nieuw en concreet verzoek in te dienen voor het bepalen van een voorschot op zijn loon. De beslissing van de rechtbank Gelderland werd bekrachtigd, met verbetering van gronden, en het hof wees het meer of anders verzochte af.