ECLI:NL:RBNHO:2020:5184

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
8484377 EJ VERZ 20-124
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling voorschot salaris vereffenaar in nalatenschap

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2020 een beschikking gegeven in het kader van een verzoekschrift dat door de vereffenaar is ingediend. De vereffenaar, die optreedt in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van de op 8 oktober 2020 overleden heer [naam 1], heeft verzocht om een voorschot op zijn loon voor de periode van 20 december 2013 tot en met 15 april 2020. Dit verzoek is ingediend op 21 april 2020 en is door de kantonrechter beoordeeld aan de hand van artikel 4:206 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vereffenaar recht heeft op loon dat door de rechter moet worden vastgesteld vóór het opmaken van de uitdelingslijst. Hoewel de wet niet expliciet voorziet in de mogelijkheid om een voorschot toe te kennen, is dit volgens vaste jurisprudentie wel mogelijk, vooral in gevallen waar de vereffening complex en tijdrovend is. De vereffenaar heeft voldoende verantwoording afgelegd over zijn werkzaamheden en het aantal gewerkte uren, wat de kantonrechter heeft doen besluiten om het verzoek om een voorschot toe te wijzen.

De kantonrechter heeft het voorschot vastgesteld op een bedrag van € 6.831,46 exclusief btw, en bepaald dat dit bedrag ten laste van de boedel zal worden gebracht. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechter en de rolrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 8484377 EJ VERZ 20-124
Uitspraakdatum: 9 juli 2020
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[naam 2] ,
kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
verzoeker, in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van [naam 1] ,
verder te noemen: de vereffenaar.

1.Het procesverloop

1.1.
De vereffenaar heeft bij brief een verzoekschrift met bijlagen ingediend, binnengekomen op de griffie op 21 april 2020.
1.2.
Naar aanleiding van de brief van de griffier van 7 mei 2020 heeft de vereffenaar gereageerd middels een brief, binnengekomen op de griffie op 5 juni 2020.
1.3.
Vervolgens is beschikking bepaald.

2.Het verzoek

2.1.
De vereffenaar verzoekt tot vaststelling van een voorschot op zijn loon inzake de nalatenschap van de op 8 oktober 2020 overleden heer [naam 1] , geboren op [geboortedatum] . Zijn laatste woonadres was te Badhoevedorp, aan de [adres] . Het verzochte voorschot heeft betrekking op de periode 20 december 2013 tot en met 15 april 2020. Bij zijn verzoek heeft de vereffenaar onder andere urenspecificaties als bijlagen overgelegd.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 4:206 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een vereffenaar die door de rechter is benoemd recht heeft op loon dat door de kantonrechter vóór het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld. De wettelijke regeling gaat ervan uit dat het loon van de vereffenaar pas wordt betaald na het verbindend worden van de uitdelingslijst.
3.2.
Volgens vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
25 augustus 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7022) is het mogelijk een voorschot toe te kennen, ook al biedt de wet die mogelijkheid niet uitdrukkelijk. Betaling van voorschotten op loon bij de vereffening van een nalatenschap die bewerkelijk en complex is, veel tijd vraagt en lang duurt, kan nodig zijn, als zonder betaling van dergelijke voorschotten benoeming van enig vereffenaar en daarmee een goede vereffening niet mogelijk is. Het verzoek om een voorschot moet wel concreet zijn en aan een aantal vereisten voldoen zoals een specificatie van de werkzaamheden van de vereffenaar en een verslag dat inzicht biedt in de werkzaamheden (zie bijvoorbeeld rechtbank Gelderland 26 april 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:7160).
3.3.
De kantonrechter overweegt dat de vereffenaar voldoende verantwoording heeft gegeven met de overgelegde stukken en de toelichting daarop. Gelet op het totaal aantal gewerkte uren (369) in voornoemde periode en de inhoud van de vereffenaar ingediende boedelbeschrijving en rekening en verantwoording, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat er in casu sprake is van een zodanige situatie, dat het vaststellen van een voorschot geïndiceerd is.
3.4.
Gelet op de toelichting op artikel 4:206 lid 3 BW wordt, conform de aanbevelingen van het LOVCK&T, voor het vaststellen van het op de vereffenaar en zijn medewerkers van toepassing zijnde uurtarief aansluiting gezocht bij de regeling voor curatoren in een faillissement, de zogenaamde Recofa-richtlijnen. Nu het verzoek gedaan is met inachtneming van voornoemde Recofa-richtlijnen en niet gebleken is van andere feiten of omstandigheden die zich tegen inwilliging van het verzoek verzetten, zal de kantonrechter het loon van de vereffenaar vaststellen op een bedrag van € 6.831,46 exclusief btw.
3.5.
De kantonrechter zal daarbij bepalen dat dit bedrag ten laste van de boedel zal worden gebracht.
3.6.
De vereffenaar heeft verzocht voornoemd bedrag vast te stellen “exclusief verschotten”. Het verzoek is op dat punt niet onderbouwd. Het staat dan ook niet vast wat de hoogte is van deze verschotten. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen zoals hieronder vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
stelt het voorschot op het loon van de vereffenaar over de periode 20 december 2013 tot en met 15 april 2020 vast op € 6.831,46 exclusief btw,
4.2.
bepaalt dat dit bedrag ten laste van de boedel zal worden gebracht,
4.3.
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.W.S. Kiliç, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken, door mr. M.C. van Rijn, rolrechter, in aanwezigheid van de griffier.