2.1.De man en de vrouw hebben vanaf 2008 tot begin 2017 een relatie gehad en samengeleefd. Sinds 30 oktober 2013 zijn zij samen, ieder voor de helft, eigenaar van een woning met bedrijfsruimte aan de [A-straat] [1] en [2] in [woonplaats] (hierna: de woning). Op diezelfde datum hebben partijen een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten. Deze samenlevingsovereenkomst houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
‘(…)
KOSTEN VAN DE HUISHOUDING
Artikel 3
De kosten van de gemeenschappelijke huishouding worden door partijen gedragen naar evenredigheid van ieders inkomen. Zijn de inkomens onvoldoende, dan worden de kosten gedragen naar evenredigheid van ieders vermogen. Een en ander geldt niet voor zover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
Onder de kosten van de huishouding zijn begrepen de premies en kosten van verzekeringen die betrekking hebben op aan partijen tezamen toebehorende goederen, de kosten van gezamenlijke vakanties, (…) de rente en kosten van geldleningen die zijn aangegaan in verband met de aanschaf of het onderhoud van de gemeenschappelijk bewoonde woning, de kosten van aanschaf en rente, kosten en aflossingen van geldleningen die zijn aangegaan in verband met de aanschaf of onderhoud van andere goederen indien die door partijen tezamen zijn verkregen, alsmede de kosten van dagelijks onderhoud van de hiervoor bedoelde woning en goederen.
(…)
Een partij die in een kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan die partij op grond van het bepaalde in dit artikel moet dragen, heeft het recht dit meerdere van de andere partij na afloop van het kalenderjaar terug te vorderen. Deze vordering vervalt drie jaar na het einde van deze overeenkomst.
(…)
Artikel 5
Indien aan het vermogen van een partij een waarde is onttrokken ten behoeve van de andere partij, heeft deze jegens de andere partij recht op een vergoeding gelijk aan de waarde ten tijde van de onttrekking. Het bedrag is direct opeisbaar, tenzij redelijkheid en billijkheid zich daartegen verzetten.
(…)
FINANCIERING EN GEBRUIK VAN DE EIGEN WONING
Artikel 10
Indien de woning aan partijen gezamenlijk toebehoort, dragen partijen de lasten verbonden aan de financiering van de woning, met uitzondering van de in artikel 3 lid 2 bedoelde renten en kosten, naar verhouding van ieders aandeel in de woning. (…)
Partijen zijn tijdens deze overeenkomst gelijkelijk gerechtigd tot het gebruik van de woning die aan hen gezamenlijk of aan één van hen toebehoort.
EINDE
Artikel 15
Deze overeenkomst eindigt:
op het tijdstip dat partijen in onderling overleg vaststellen;
door opzegging door een partij, in welk geval de overeenkomst eindigt op het tijdstip dat in de opzegging is aangegeven;
(…)’