ECLI:NL:HR:2011:BQ7064
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Toelaatbaarheid van eiswijziging na pleidooi in hoger beroep en uitleg van koopovereenkomst in het licht van art. 3:84 lid 3 BW
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de toelaatbaarheid van een eiswijziging na pleidooi in hoger beroep. De zaak betreft een koopovereenkomst tussen Ru-Pro en [eiser], waarbij het bedrijfspand van Ru-Pro aan [eiser] werd verkocht. De Hoge Raad oordeelde dat de eiswijziging, die door het hof was toegestaan, niet in overeenstemming was met de strikte regels van het procesrecht, zoals vastgelegd in artikel 347 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof had de eiswijziging toegestaan naar aanleiding van een vraag die het zelf had opgeworpen over de strijdigheid van de overeenkomst met artikel 3:84 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De Hoge Raad oordeelde dat deze gang van zaken geen uitzondering op de regel rechtvaardigde en dat de eiswijziging niet was toegestaan.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Ru-Pro, een vennootschap, had in 1999 activa verkocht aan Embas B.V., een onderneming waarvan [eiser] aandeelhouder en bestuurder was. De koopovereenkomst bevatte een terugkooprecht voor Ru-Pro, maar het hof oordeelde dat de overeenkomst in strijd was met artikel 3:84 lid 3 BW, waardoor de levering van het pand ongeldig was. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad benadrukte dat de in artikel 347 lid 1 Rv neergelegde twee-conclusie-regel de bevoegdheid van de oorspronkelijk eiser tot wijziging van zijn eis in hoger beroep beperkt. De Hoge Raad concludeerde dat de eiswijziging niet toelaatbaar was, omdat deze niet was ingegeven door een ondubbelzinnige toestemming van de wederpartij en ook niet voortvloeide uit nieuwe feiten of omstandigheden die na de memorie van grieven waren opgekomen. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, met name voor de toelaatbaarheid van eiswijzigingen in hoger beroep en de uitleg van koopovereenkomsten in het licht van de wettelijke bepalingen.