3.2.Samengevat komen de vaststaande feiten neer op het volgende.
( i) De [Naam 6] (de Turkse en Nederlandse Holdings en hun directe en indirecte werkmaatschappijen) is opgericht in 1963 als (familie)bedrijf in bouwmaterialen, en uitgegroeid tot een wereldwijd opererend conglomeraat met activiteiten in verschillende sectoren. Sinds 2010 is de [Naam 6] ook actief in Nederland. In 2019 is besloten de topholding van de Groep in Nederland te vestigen.
(ii) De aandelen in de Turkse Holding werden tot medio oktober 2017 in drie gelijke delen gehouden door drie broers van de familie [Naam 1] : [Naam 2] , [Naam 3] en [Naam 4] .
(iii) [Naam 4] is overleden op 14 oktober 2017. Zijn erfgenamen zijn zijn zoon [appellant] en zijn dochter [Naam 5]
(iv) [appellant] en zijn zus hebben de Turkse Holding verzocht de aandelen van [Naam 4] in het aandeelhoudersregister over te zetten op hun naam. De Turkse Holding heeft dat op 16 maart 2018 geweigerd, met een beroep op haar statuten en art. 493 lid 4 van het Turkse Wetboek van Koophandel. Ze heeft [appellant] en diens zus aangeboden hun aandelen te kopen tegen betaling van de werkelijke waarde daarvan, die zij stelde op (omgerekend) USD 87.938.771,70. [appellant] en diens zus hebben de juistheid van dit bedrag bestreden.
( v) [appellant] en diens zus hebben op 12 april 2018 een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank in Bursa (Turkije), strekkende tot vaststelling van de werkelijke waarde van hun aandelenbelang. De rechtbank heeft bij wijze van voorlopige voorziening de registratie en overdracht van hun aandelen verboden, maar die beslissing is op 18 september 2018 in hoger beroep vernietigd.
(vi) Tot medio 2019 stond de Turkse Holding aan het hoofd van de groep, sinds 2019 is dat de Nederlandse Holding. [Naam 2] en [Naam 3] hebben hun aandelen in de Turkse Holding op 26 juli 2019 overgedragen aan de Nederlandse Holding.
(vii) Met goedkeuring van alle betrokken partijen heeft de rechtbank in Bursa de Turkse tak van het internationale accountantskantoor Mazars aangesteld om de aandelen in de Turkse Holding te waarderen. Nadat de Turkse Holding alleen de gegevens had verstrekt die nodig zijn voor een waardering op basis van de zogenoemde “net asset value”, heeft het accountantskantoor geconcludeerd dat zij zonder overeenstemming over de waarderingsmethode haar opdracht niet op die basis kon uitvoeren. Vervolgens heeft de rechtbank in Bursa bij vonnis van 2 februari 2022 het verzoek om de waarde van de aandelen te bepalen, afgewezen. Zowel de Turkse Holding als [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Die procedure loopt nog.
(viii) Met de zus van [appellant] heeft de Turkse Holding begin 2022 een schikking getroffen, waarbij de waarde van haar aandelenbelang in de Turkse Holding en zes andere vennootschappen is bepaald op USD 125 miljoen. Van dit bedrag is circa USD 100 miljoen toe te rekenen aan het aandelenbelang in de Turkse Holding.
(ix) Op 3 februari 2022 heeft de Turkse Holding de aandelen die het belang vertegenwoordigden dat [appellant] en zijn zus geërfd hadden van hun vader, op haar eigen naam geregistreerd. Vervolgens heeft de Turkse Holding deze aandelen voor een koopsom van
USD 200.614.943,73 overgedragen aan de Nederlandse Holding.
( x) Op 1 juni 2022 heeft [appellant] de rechtbank Bursa verzocht om de bestuursbesluiten te vernietigen waarop de registratie en overdracht van zijn aandelen aan de Nederlandse Holding zijn gebaseerd, op de grond dat de Turkse Holding geen eigenaar is van zijn aandelen en dus niet bevoegd is tot overdracht daarvan. Hij stelt dat de Turkse Holding met de overdracht aan de Nederlandse Holding de aandelen heeft willen verduisteren.
(xi) Op dezelfde gronden heeft [appellant] bij dezelfde rechtbank op 13 juni 2022 een voorlopige voorziening gevraagd om de Nederlandse Holding te verbieden om 1/6 deel van haar aandelen (de omvang van zijn aandelenbelang) over te dragen aan derden. Die voorlopige voorziening is op 16 juni 2022 toegewezen voor de duur van de bodemprocedure; in hoger beroep is die voorziening in stand gebleven.
(xii) Op 16 januari 2024 heeft [appellant] in Nederland verzocht (repeterend) conservatoir beslag ten laste van [geïntimeerden] . te mogen leggen, op de grond dat zij zich zijn aandelenbelang in de Turkse Holding hebben toegeëigend en vervolgens overgedragen aan de Nederlandse Holding en tegelijk de betaling aan hem van de werkelijke waarde van dat belang blokkeren. [appellant] stelt daardoor schade te lijden tot het bedrag van de door hem gestelde werkelijke waarde van de aandelen. Dat verlof is verleend op 17 januari 2024. De vordering is daarbij begroot op € 1.307.207.000 inclusief rente en kosten. Vervolgens heeft [appellant] beslag gelegd ( onder andere) onder banken en op aandelen.
(xiii) In de hoofdprocedure die [appellant] op30 januari 2024 aanhangig heeft gemaakt, vordert hij, kort gezegd, dat [geïntimeerden] . en twee andere entiteiten uit de [Naam 6] worden veroordeeld tot betaling aan hem van in hoofdsom USD 1.307.207.000,00 aan schadevergoeding, althans een ander bedrag, op te maken bij staat.