Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Renens, Zwitserland,
gevestigd te Abidjan, Ivoorkust,
gevestigd te Conakry, Guinee,
gevestigd te Amstelveen,
gevestigd te Rotterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
Zij heeft een gedeelte van deze lading doorverkocht aan Alizés en Huilerie. Deze ladingen dienden te worden afgeleverd in respectievelijk Abidjan, Ivoorkust en Conakry, Port Guinee.
Hij voerde daartoe aan dat het door Nidera c.s. ingeroepen recht ondeugdelijk was. Bij conclusie van antwoord voegden Nidera c.s., één dag voor de mondelinge behandeling, nog een derde grondslag toe aan de door hen gestelde vordering, namelijk dat de hiervoor in 3.1 onder (v) vermelde handelwijze van [eiser] paulianeus was.
De gevorderde opheffing werd afgewezen op de nader aangevoerde paulianagrond. Volgens de voorzieningenrechter viel voorshands niet uit te sluiten dat de bodemrechter zal oordelen dat [eiser] in dat opzicht persoonlijk verwijtbaar en dus onrechtmatig heeft gehandeld.
Deze alsnog aangevoerde (grondslag van de) vordering heeft immers niet geleid tot een onredelijke bemoeilijking van de verdediging of onredelijke vertraging van het geding, ook al is deze grondslag pas daags voor de zitting aangevoerd. Dit impliceert niet dat een behoorlijke verdediging tegen die (grondslag van de) vordering niet mogelijk is, en daarvan is ook niet gebleken. Een doelmatige rechtspleging wordt erdoor gediend dat Nidera c.s. niet voor nieuw opgekomen vorderingen opnieuw beslag moeten leggen. Daarom is een eisvermeerdering als hier aan de orde, binnen de grenzen van een goede procesorde toelaatbaar. (rov. 2.7) Voorts is niet summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de vorderingen van Nidera c.s., en evenmin dat de beslagen onnodig zijn gelegd. De enkele omstandigheid dat de vorderingen in de bodemprocedure in eerste aanleg zijn afgewezen brengt dit niet mee, te minder nu hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof achtte zich binnen het bestek van dit kort geding niet in staat een beslissing te geven over de vraag welk recht van toepassing is op de vorderingen van Nidera c.s. Evenwel kon niet op voorhand worden gezegd dat de vordering, die is gebaseerd op schending van een op [eiser] persoonlijk rustende verplichting, geen steun vindt in het toepasselijke recht, ook niet als in het midden wordt gelaten welk recht dat is. In dit verband is mede van belang dat [eiser] het gestelde paulianeus handelen heeft erkend, zodat niet op voorhand kan worden gezegd dat een daarop gebaseerde vordering geen steun vindt in de feiten. (rov. 2.8-2.10) [eiser] heeft in dit licht te weinig gesteld om summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van Nidera c.s. te doen blijken of van de onnodigheid van het beslag, de wederzijdse belangen van partijen in aanmerking nemende. [eiser] is dus niet ten onrechte door de voorzieningenrechter in de proceskosten veroordeeld. (rov. 2.11)
Deze onrechtmatige daad bestond volgens Nidera c.s. in een opzettelijke verkorting van hun verhaalsrecht op Sirius, welk verhaalsrecht is gebaseerd op door Sirius jegens hen gepleegde wanprestatie, daarin bestaande dat de door Sirius vervoerde lading rijst door haar schuld verloren is gegaan. Tegen deze uitleg is in hoger beroep niet opgekomen, en het hof heeft met zijn overwegingen over de "paulianagrondslag" kennelijk ditzelfde bedoeld.
4.Beslissing
17 april 2015.