4.Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil als volgt overwogen:
“9. Op grond van artikel 98, eerste en tweede lid, van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (de Richtlijn) kunnen de lidstaten een of twee verlaagde tarieven toepassen op leveringen en diensten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage III bij de Richtlijn (Bijlage III).
10. Post 1) van Bijlage III luidt: “Levensmiddelen (met inbegrip van dranken, maar met uitsluiting van alcoholhoudende dranken) voor menselijke en dierlijke consumptie, levende dieren, zaaigoed, planten en ingrediënten die gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen, alsmede producten die gewoonlijk bestemd zijn ter aanvulling of vervanging van levensmiddelen”.
11. De Tabelpost luidt als volgt:
1. Voedingsmiddelen, te weten:
a. eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie;
b. producten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan;
c. producten dien zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op dan wel ter vervanging van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren; met dien verstande dat tot de voedingsmiddelen niet worden gerekend alcoholhoudende dranken.
12. De Algemene aantekening bij Tabel I luidt: “Tot tabel I behoren niet pootgoed en land- en tuinbouwzaden die kunnen worden aangewend om planten of vruchtlichamen van schimmels uit voort te laten komen of te doen komen die voorkomen op lijst I of lijst II behorende bij de Opiumwet.”
13. Zoals uit de stukken naar voren komt en tussen partijen ook niet in geschil is worden magische truffels geconsumeerd door ze op te eten. In zoverre zijn het dus eetwaren als bedoeld in de Tabelpost. Van absoluut verboden producten is geen sprake. Naar eiseres heeft aangevoerd en de rechtbank juist acht zijn magische truffels niet te rangschikken onder één van de categorieën van lijst I en lijst II die behoren bij de Opiumwet. Evenmin vallen ze onder de hiervoor geciteerde Algemene aantekening bij Tabel I, aangezien de magische truffels niet kunnen worden aangemerkt als pootgoed dan wel land- of tuinbouwzaden. Het feit dat magische truffels een zekere mate van vergelijkbaarheid vertonen met paddo’s, die wél zijn opgenomen op lijst II behorende bij de Opiumwet, maakt niet dat zij hebben te gelden als (goederen bestemd voor de kweek van) absoluut verboden producten.
14. Het bovenstaande neemt niet weg dat de lidstaten slechts een verlaagd tarief kunnen toepassen op leveringen en diensten die zijn genoemd in Bijlage III. Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ moeten de kwalificaties van de in bijlage III genoemde leveringen en diensten, als afwijking van de algemeen geldende voorschriften inzake de BTW, strikt worden uitgelegd. Het geschil spitst zich daarmee toe op de vraag of magische truffels voldoen aan de (strikt uit te leggen) kwalificatie “levensmiddelen voor menselijke consumptie” als bedoeld in post 1) van Bijlage III.
15. In het arrest X overwoog het HvJ dat “elk product dat bestemd is voor menselijke consumptie en dat het menselijk organisme voorziet van voedingstoffen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van dat organisme (valt) onder de categorie in punt 1 van bijlage III bij de btw-richtlijn, ook als met de consumptie van dat product tevens andere effecten worden beoogd. Een product dat geen of een volstrekt te verwaarlozen hoeveelheid voedingsstoffen bevat en waarvan de consumptie uitsluitend andere effecten beoogt dan die welke noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van het menselijk organisme, kan daarentegen niet onder die categorie vallen”.
16. Bij het hierboven aangehaalde arrest verklaarde het HvJ voor recht dat “de begrippen „levensmiddelen voor menselijke consumptie” en „producten die gewoonlijk bestemd zijn ter aanvulling of vervanging van levensmiddelen” in punt 1 van bijlage III bij richtlijn 2006/112/EG (...) aldus (moeten) worden uitgelegd dat zij betrekking hebben op alle producten met voedingsstoffen die dienen voor de opbouw, de energievoorziening en de regulering van het menselijk organisme en noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van dat organisme, die worden geconsumeerd om die stoffen toe te dienen”.
17. In vervolg op het hierboven aangehaalde arrest van het HvJ overwoog de Hoge Raad in zijn arrest van 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2082, dat de in die zaak aan de orde zijnde producten op de verpakkingen ervan worden aangeprezen als sekslustopwekkende middelen en ook als zodanig worden gebruikt. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat zij zijn samengesteld en worden verkocht voor andere effecten dan die welke noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van het menselijk organisme. Omdat de producten niet met het oog op die al dan niet welbepaalde voedingsfunctie zijn samengesteld en worden verkocht, oordeelde de Hoge Raad dat zij daarom niet kunnen worden gerangschikt onder de Tabelpost en het niet van belang is of zij bestanddelen bevatten die op zichzelf beschouwd bevorderlijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van het menselijk organisme. 18. Uit de hierboven aangehaalde jurisprudentie maakt de rechtbank op dat, anders dan eiseres betoogt, bij de beantwoording van de vraag of bepaalde middelen (eetwaren) onder het verlaagde tarief vallen, niet alleen moet worden gelet op de samenstelling daarvan, oftewel het al dan niet aanwezig zijn van voor de mens noodzakelijke voedingsmiddelen, maar ook op het doel waartoe de middelen worden ingenomen. Als met de consumptie louter een ander doel wordt beoogd dan het innemen van nuttige of noodzakelijke voedingsmiddelen, is geen sprake van levensmiddelen in de zin van Bijlage III en kan ter zake van leveringen van die middelen het verlaagde tarief geen toepassing vinden. Aan het antwoord op de vraag of een bepaald middel volgens de gebruikelijke betekenis en naar maatschappelijke opvattingen een levens- of voedingsmiddel is, komt naar het oordeel van de rechtbank in dezen geen zelfstandige betekenis toe.
19. De rechtbank overweegt dat magische truffels in Nederland populair zijn geworden nadat de verkoop van paddo’s in 2008 werd verboden. Uit hetgeen over magische truffels is te vinden op de website van eiseres en op de door haar gebruikte etiketten, komt naar voren dat magische truffels worden verkocht en geconsumeerd omdat ze stoffen bevatten die zorgen voor zogenoemde psychedelische, oftewel geestverruimende, effecten. Zo vermeldt de website van eiseres dat de magische truffels “contain psilocybin, which generates a colourful and philosophical [X] that lasts between 4 and 6 hours”. Het innemen van magische truffels leidt tot hallucinaties, het feller zien van kleuren, het intenser beleven van geluiden en dergelijke ervaringen. De etiketten van de magische truffels bevatten bijvoorbeeld teksten als: “Are you ready for a fiesta del color!? A nice visual trip to the sunny side of life. Feels like a tropical holiday!”
20. Eiseres heeft aangevoerd dat magische truffels voedingsmiddelen zijn omdat ze een relatief hoge voedingswaarde hebben en worden geconsumeerd via de mond. De rechtbank overweegt dat magische truffels in kleine hoeveelheden – enkele tot 20 gram per keer – worden ingenomen, zodat de daarin voorkomende voedingsstoffen nauwelijks enig effect als zodanig kunnen hebben. Dat geldt a fortiori voor het geval van microdosering, waarbij zeer kleine hoeveelheden worden ingenomen. Op verkoopsites en in verkoopadvertenties wordt ook nooit met enig woord gerept over de voedingswaarde van magische truffels, maar wel over de geestverruimende werking ervan. Eiseres heeft in geding de afdruk van een etiket ingebracht. Daarop is vermeld dat het gaat om een consumptiegoed in de zin van de Warenwet, maar daarop is niets vermeld over voedingswaarde of iets in die geest, maar wel dat verkoop aan personen onder de 18 jaar niet is toegestaan en dat het gebruik door bepaalde personen onder bepaalde omstandigheden te zeerste moet worden afgeraden.
21. Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat magische truffels weliswaar stoffen bevatten die nodig of nuttig kunnen zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van het menselijk organisme, maar dat magische truffels niet worden geconsumeerd om die voedingstoffen binnen te krijgen. De consumptie van magische truffels dient voor de gemiddelde consument uitsluitend een ander doel, namelijk het optreden van geestverruimende effecten. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat magische truffels geen levensmiddelen zijn in de zin van post 1) van Bijlage III. Dat koffie en thee (die gesteldelijk geen voedingswaarde hebben) en snoepgoed (dat wordt geconsumeerd alleen omdat het lekker gevonden wordt) wel onder het verlaagde tarief vallen, verandert niets aan het doel waarmee magische truffels plegen te worden geconsumeerd. Dat, naar eiseres heeft aangevoerd, magische truffels voldoen aan de definitie van artikel 2 van de Verordening van de EG nr. 178/2002 en door de VWA zijn aangemerkt als consumptiegoed in de zin van de Warenwet, brengt de rechtbank evenmin tot een ander oordeel. De Verordening 178/2002 en de voorschriften van de VWA hebben een ander toepassingsbereik en zijn uitgevaardigd met een geheel ander doel dan de wettelijke bepalingen inzake de heffing van omzetbelasting.
22. Eiseres heeft aangevoerd dat sommige soorten kruidenthee, bijvoorbeeld die gemaakt van valeriaan, damiana en passiflora incarnata, worden aangeboden om allerlei kwaaltjes te verhelpen, maar ook een genotseffect kunnen teweegbrengen. Op deze kruiden wordt bij verkoop in drogisterijen het verlaagde tarief toegepast. Is bij verkoop van die kruiden in een drogisterij het verlaagde tarief van toepassing terwijl bij de verkoop van magische truffels in de winkels van eiseres het normale tarief moet worden toegepast, dan leidt dit volgens eiseres tot een verstoring van de neutraliteit binnen de omzetbelasting. De rechtbank volgt eiseres hierin niet omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen de verkoop van magische truffels en de door haar bedoelde soorten kruidenthee sprake is van enige vorm van concurrentie. De omzetbelastingheffing ter zake van de verkoop van deze soorten kruidenthee door eiseres is in dit geschil niet aan de orde. Van een verstoring van de neutraliteit in de omzetbelasting is dus geen sprake.
23. Eiseres heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel en heeft daarvoor aangevoerd dat zij in het verleden altijd aangifte heeft gedaan naar het verlaagde tarief, zonder dat verweerder zich daartegen heeft verzet ondanks controles bij eiseres en/of andere vergelijkbare ondernemers. Verweerder heeft op een gegeven moment in 2019 op zijn website een bericht gepubliceerd waarin werd medegedeeld dat het algemene tarief van toepassing is op de levering van magische truffels. Naar aanleiding daarvan heeft eiseres vanaf het vierde kwartaal van 2019 voorzichtigheidshalve aangifte gedaan naar het algemene tarief, aldus eiseres. Eiseres meent rechtens te honoreren vertrouwen te mogen ontlenen aan de voordien bestaande praktijk. Verweerder daarentegen bestrijdt dat sprake is geweest van een bewuste standpuntbepaling zijnerzijds. Hij betoogt dat, zo dat toch het geval zou zijn geweest, het vertrouwen is beëindigd door de publicatie op de website van de Belastingdienst. Naar het oordeel van de rechtbank faalt het beroep op het vertrouwensbeginsel. Voor zover er al van moet worden uitgegaan dat eiseres redelijkerwijs de indruk heeft kunnen krijgen dat de wijze waarop zij de levering van de magische truffels in fiscaal opzicht heeft behandeld vóór het vierde kwartaal van 2019, de goedkeuring van verweerder kon wegdragen, geldt namelijk het volgende. Het vertrouwen dat zij daaraan mocht ontlenen is voorafgaand aan het onderhavige tijdvak beëindigd door het bericht op de website van de Belastingdienst waarin uitdrukkelijk het standpunt werd ingenomen dat die handelwijze onjuist was. Aan het aanbod van eiseres om nader te onderbouwen dat vertrouwen was gewekt voorafgaand aan dat bericht, gaat de rechtbank daarom voorbij.
24. Eiseres heeft voorgesteld om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad omdat mogelijk veel procedures zullen worden gevoerd waarin dezelfde vraag aan de orde zal zijn als in deze zaak en een prejudiciële beslissing van de Hoge Raad binnen korte tijd de nodige rechtszekerheid kan bieden. De rechtbank ziet daarvoor echter geen aanleiding. Gelet op hetgeen is overwogen in 15 tot en met 18 is de vraag wat moet worden verstaan onder voedingsmiddelen of levensmiddelen door het HvJ en de Hoge Raad recent al voldoende duidelijk beantwoord. De vraag of magische truffels daartoe behoren is een feitelijke vraag die, naar het de rechtbank voorkomt, zich niet leent voor beantwoording door de Hoge Raad.
25. Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”