ECLI:NL:GHAMS:2021:3236
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Effectenlease en de beoordeling van onaanvaardbare financiële lasten in het licht van oneerlijke bedingen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep in een effectenleasezaak tussen Dexia Nederland B.V. en een particuliere afnemer. De zaak draait om de vraag of de financiële verplichtingen uit hoofde van de leaseovereenkomsten een onaanvaardbaar zware financiële last voor de afnemer vormden, en of Dexia gebruik heeft gemaakt van oneerlijke bedingen in de zin van Richtlijn 93/13/EEG. Het hof heeft eerder prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, die op 21 januari 2021 zijn beantwoord. Dexia heeft haar eis in de procedure verminderd, wat leidde tot een lagere vordering van € 7.967,06. Het hof hanteert de zogenaamde 'hofformule' om te beoordelen of de leaseovereenkomsten een onaanvaardbare last opleveren. De beoordeling is gebaseerd op de financiële situatie van de afnemer en de relevante jurisprudentie. Het hof concludeert dat de verplichtingen uit de leaseovereenkomsten geen onaanvaardbare last vormden voor de afnemer, en dat Dexia slechts gehouden is tot vergoeding van twee derde van de restschuld. Daarnaast oordeelt het hof dat de bedingen die Dexia hanteerde mogelijk oneerlijk zijn, wat leidt tot de vernietiging van bepaalde posten in de eindafrekeningen. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en wijst de vorderingen van Dexia gedeeltelijk toe, met veroordeling van de afnemer tot betaling van de restschuld en compensatie van proceskosten.