ECLI:NL:GHAMS:2019:582
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de A1-verklaring en premieheffing voor Rijnvarende
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de premieheffing van een Rijnvarende. De belanghebbende, die in loondienst was op een binnenschip binnen de EU, had een A1-verklaring ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) die bevestigde dat de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving op hem van toepassing was. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag opgelegd voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, waarbij de belanghebbende geen vrijstelling van premieheffing kreeg. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij het Hof. Het Hof oordeelde dat zowel de inspecteur als de belastingrechter zich moesten houden aan de A1-verklaring, ook al was deze nog niet onherroepelijk. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de belanghebbende verplicht verzekerd was voor de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving. Tevens werd een immateriële schadevergoeding van € 500 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de Staat, aangezien de overschrijding van de redelijke termijn aan de rechter was toe te rekenen.