Uitspraak
volgens het reiskostenforfait f 200,--
f 800,--
f 4.792,02
f 2.674, 75
f 164,--(af) f 20.849,06.
- in 1977 geen premies volksverzekeringen en loonbelasting zijn afgedragen, en
- geen behoorlijke loonadministratie werd gevoerd;
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juli 1981 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1977. De belanghebbende, een werknemer die bij verschillende werkgevers als voeger in dienst was, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die was opgelegd door de Inspecteur. De Inspecteur had het belastbare inkomen vastgesteld op f 20.849,06, met een verrekening van loonbelasting van f 820,--. De belanghebbende stelde dat zijn werkgevers aan hun inhoudingsverplichtingen hadden voldaan en dat hij te goeder trouw was, omdat hij niet wist dat zijn werkgevers malafide waren.
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch had in zijn uitspraak vastgesteld dat de werkgevers geen behoorlijke loonadministratie hadden gevoerd, maar dat dit niet automatisch betekende dat de werknemer de verstrekte loonspecificaties onbetrouwbaar moest achten. De Hoge Raad oordeelde dat er geen wettelijke verplichting voor de werknemer bestond om de loonadministratie van de werkgever te controleren. De Hoge Raad benadrukte dat het loon een 'heilig geheim' is in het Nederlandse bedrijfsleven en dat de werknemer in principe mocht vertrouwen op de informatie die door de werkgever werd verstrekt.
De Hoge Raad oordeelde dat de stelling van de belanghebbende dat hij te goeder trouw was, niet voldoende was onderzocht door het Hof. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers met betrekking tot de inhouding van loonbelasting en de bescherming van werknemers die te goeder trouw handelen.