ECLI:NL:HR:2006:AW2325
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Intrekking van S&O-verklaring en de gevolgen voor de boeteoplegging
In deze zaak gaat het om de intrekking van een S&O-verklaring die aan belanghebbende was afgegeven voor het jaar 1998. De Staatssecretaris van Financiën had een naheffingsaanslag in de loonbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, samen met een boete. Na bezwaar van belanghebbende werd de boete verminderd, maar belanghebbende ging in beroep bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, met uitzondering van de beslissing over het griffierecht. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de Inspecteur geen boete mocht opleggen zolang de intrekking van de S&O-verklaring niet onherroepelijk vaststond. De Hoge Raad benadrukte dat de intrekking van de S&O-verklaring rechtens gevolgen heeft, ook al is er bezwaar gemaakt tegen de intrekking. De Hoge Raad stelde vast dat er geen wettelijke basis is die de Inspecteur verbiedt om een boete op te leggen voordat de intrekking onherroepelijk is.
Daarnaast werd opgemerkt dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure, wat gevolgen kan hebben voor de hoogte van de boete indien deze na verwijzing in stand blijft. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de proceskosten aan belanghebbende moet worden toegekend.