ECLI:NL:GHAMS:2017:2163
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaak met vergelijkingsobjecten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam over de WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 276.000, terwijl de belanghebbende, die in hoger beroep ging, een lagere waarde van € 252.000 bepleitte. De rechtbank had eerder de waarde van de woning vastgesteld op € 276.000, maar de belanghebbende was het daar niet mee eens en stelde dat de uitspraak onvoldoende gemotiveerd was. De heffingsambtenaar had de waarde bepaald op basis van zeven vergelijkingsobjecten, die allemaal in hetzelfde appartementencomplex lagen. De belanghebbende voerde aan dat de heffingsambtenaar niet de juiste vergelijkingsobjecten had gebruikt, omdat deze allemaal op hogere verdiepingen lagen en daardoor mogelijk een hogere waarde vertegenwoordigen. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de vergelijkingsobjecten goed waren gekozen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan op 13 juni 2017.