2.1.De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’) – voor zover in hoger beroep nog van belang – de navolgende feiten vastgesteld:
“1. Op 25 januari 1988 heeft eiser twee percelen landbouwgrond gekocht, kadastraal bekend onder gemeente [Z] , [kadastrale aanduiding] [1] en [2] (06.34.30 onderscheidenlijk 04.01.20 ha., derhalve in totaal 10.35.50 ha; hierna: de gronden). De koopsom bedroeg ƒ 238.165 v.o.n.
(€ 108.075).
2. Op 28 september 1989 heeft eiser een woonhuis met aanbouw, schuur en bijgelegen grond aan [a-straat] 9 te [plaats 1] gekocht. De totale oppervlakte is ongeveer 20.00 a. Dit huis, waarin eiser blijkens de GBA sinds 21 januari 1998 woont, is gelegen nabij het hiervoor genoemde perceel gemeente [Z] , [kadastrale aanduiding] [1] .
(…)
5. In 2000 zijn de gronden door eiser vanuit zijn privévermogen ingebracht in zijn onderneming. De gronden zijn opgenomen voor een bedrag van ƒ 516.175 (€ 234.230), zijnde de waarde in het economische verkeer van de gronden ten tijde van de inbreng.
(…)
8. Op 6 juli 2009 is een overeenkomst gesloten tussen eiser en zijn echtgenote [Y] (hierna kortweg: eiser) enerzijds en [A] en zijn echtgenote [B] anderzijds, waarbij eerstgenoemden het huis en de gronden hebben verkocht voor € 800.000 aan laatstgenoemden. De akte van levering is gedagtekend 3 augustus 2009 en de onroerende zaken zijn feitelijk op 1 november 2009 geleverd. De koopsom is door partijen bij de koopovereenkomst als volgt gesplitst:
Woonhuis, ondergrond woonhuis en tuin (1275 m²) € 475.000
Schuur en ondergrond (1095 m²) € 25.000
Landerijen (103.485 m²)
€ 300.000
Totaal € 800.000
9. Ten tijde van de zojuist bedoelde koop waren [A] en [B] agrarisch ondernemers.
10. Eiser heeft zijn onderneming in 2009 gestaakt en is vanaf 3 augustus 2009 geen binnenlands belastingplichtige meer.
11. Op 3 augustus 2009 hebben [A] en [B] een verzoek ingediend om rangschikking onder de Natuurschoonwet 1928 van onder meer de gronden. Op dit verzoek is goedkeurend beslist op 9 september 2010.
12. In 2010 heeft [B] een agrarische onderneming gestaakt en in 2011 heeft [A] een agrarische onderneming gestaakt. Wel hadden beiden het voornemen om het agrarisch gebruik van de gronden in aangepaste vorm voort te zetten. Het woonhuis is gesloopt en in 2011 is een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een nieuwe woning. Ook hebben [A] en [B] een aanzienlijk deel van hun grond (4 ha) doorverkocht in 2010.
13. Rijkstaxateur [taxateur 1] heeft de hiervoor weergegeven koopsomsplitsing beoordeeld. Bij brief van 3 januari 2013 stelt hij dat een juiste uitsplitsing van de koopsom als volgt moet luiden:
Woonhuis (340 m³) € 80.000
Ondergrond woning en tuin (1275 m²) € 230.000
Bedrijfserf, erfvergroting en hobbyweide (8725 m²) € 230.000 wevab € 100.000
Resterende cultuurgrond (95.855 m²)
€ 260.000
Totaal € 800.000
14. Eiser heeft zich voor een taxatie van de gronden gewend tot [taxateur 2] van [makelaarskantoor] . Laatstgenoemde heeft op 21 mei 2014 een rapport uitgebracht. Zijn opdracht is gelet op het rapport de volgende:
“Beargumenteer, aan de hand van de overeengekomen koopsom ad. € 800.000,- de splitsing van deze waarde van de diverse onderdelen (huis, ondergrond, erf en land) in de navolgende situaties:
1. waarbij het getaxeerde een uitsluitend agrarische bestemming heeft (WEVAB), waarbij de gemeente, niet alleen volgens haar eigen verklaring maar ook metterdaad, deze agrarische bestemming handhaaft.
2. waarbij het getaxeerde, weliswaar in afwijking van het vigerende bestemmingsplan, verkocht en gebruikt zou kunnen worden door een particuliere (niet-agrarische) belanghebbende.
(WEV)”
Wat betreft de eerste vraag komt [taxateur 2] tot de volgende conclusie:
“Uit de hierboven, onder referentie objecten, genoemde transacties hebben wij de navolgende kengetallen analyseert en hiermee de overeengekomen koopsom van € 800.000,- verdeeld.
Object grootte eenheid prijs/eenheid totaal
grond bij woonhuis 1275 m²
bouwblok 650 m² € 200 € 130.000
tuin en erf 625 m² € 25 € 15.625
woonhuis 336 m³ € 325 € 109.200
aanbouw woonhuis 20 m³ € 325 € 6.500
Totaal woonhuis € 261.325
Bedrijfserf 8725 m²
in bouwblok 8725 m² € 20 € 174.500
stenen schuur 336 m³ € 50 € 16.800
houten aanbouw 320 m³ € 25 € 8.000
Totaal bedrijfsopstal € 199.300
overige grond 95855 m² € 3.52 € 337.410
Totaal overige grond € 337.410
Totaal generaal € 798.035
Wat betreft de tweede vraag komt [taxateur 2] tot de volgende conclusie:
“Deze vraag laat zich eigenlijk niet beantwoorden. Zuiver en alleen omdat het onmogelijk is om binnen de vigerende bestemming een ander gebruik te bezigen dan het agrarische. Ook de gemeente [Z] zal, zeker zo kort na het onherroepelijk worden van het nieuwe bestemmingsplan (2013) geen argumenten kunnen aanvoeren waarom zij al zó snel zouden willen/moeten afwijken van hetgeen recent door de gemeenteraad werd vastgesteld. Overigens heeft de definitieve totstandkoming van het huidige bestemmingsplan buitengebied [Z] ruim 4 jaar geduurd.
Anderzijds is het zo dat voor de bepaling van de WEV ook geen enkele grondslag is te vinden in de tussen de twee agrariërs (verkoper: [X] ) en (koper: [A] ) afgesloten overeenkomst. Uit de overeenkomst blijkt onmiskenbaar dat koper het gekochte ook daadwerkelijk agrarisch wil gaan gebruiken; wij wijzen o.a. op artikel 2 lid q waaruit blijkt dat het verkochte de feitelijke eigenschappen moet bezitten voor het gebruik als agrarisch bedrijf voor het houden van schapen en het woonhuis voor eigen bewoning. Ook het feit dat koper de toeslag rechten kan kopen, hetgeen alleen aan agrariërs is voorbehouden; hij een beroep doet op de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting (art 15 lid 1 letter q) geeft aan dat koper een agrariër is en het gekochte als zodanig wil gaan benutten en gebruiken. Mocht bovenstaand nog niet overtuigend genoeg zijn dan wijzen wij er nog op dat op het adres waarop koper tijdens de koop woonachtig was, bij de Kamer van Koophandel, meerdere agrarische bedrijven staan ingeschreven. Recherche bij de dienst van het Kadaster leerde overigens [dat] de koper, al dan niet in combinatie met andere agrariërs, op [Z] , meerdere percelen grond in eigendom heeft.
Om toch enigszins de vraagstelling te beantwoorden kan wellicht gewezen worden naar de hiervoor genoemde sub. E. Deze voormalige rietgedekte stolpboerderij heeft tot circa 10 jaar geleden dienst gedaan als volwaardig agrarisch bedrijf. De toenmalige eigenaar heeft de boerderij met omliggende grond verkocht aan een ‘hobbyboer’ met paarden. Deze heeft er recent voor gezorgd dat op het perceel en zogenaamde “Bedrijf – VAB” (artikel 20 bestemmingsplan buitengebied [Z] 2013) bestemming is gekomen.
Als we van deze koopsom ad. € 655.000,- circa 1,5 hectare omliggende grond, ter waarde van (€ 3.52 x 15.000m² = € 52.800,-) aftrekken dan resteert voor de rietgedekte stolpboerderij met achterliggende schuren (…) een bedrag van circa € 600.000,-. Waarbij opgemerkt dat de hoeveelheid opstal vele malen groter is dan de getaxeerde opstallen aan [a-straat] 9 .
Wij komen dan ook tot de conclusie dat er geen verschil kan zijn in WEV/WEVAB en dat de gerealiseerde koopsom en de bijbehorende verdeling, binnen de geldende bandbreedtes passen.”
15. Naar aanleiding van het door [taxateur 2] opgestelde taxatierapport heeft verweerder een door [taxateur 1] opgesteld rapport ingebracht met dagtekening 30 juli 2014. In dit rapport gaat [taxateur 1] in op zijn hiervoor genoemde brief van 3 januari 2013 en reageert hij voorts op het rapport van [taxateur 2] . [taxateur 1] merkt – voor zover van belang – het volgende op:
“Aangezien de opstallen gesloopt waren heb ik geprobeerd de zaak zo eenvoudig mogelijk te houden en heb ik de waarde van het woonhuis berekend op basis van een bouwtekening en het bouwjaar 1941 en gesteld op iets minder dan € 250,-- p/m³, welke prijs per m³ ook regelmatig gebruikt wordt bij niet gemoderniseerde oudere woningen in de Kop van Noord-Holland.
M.b.t. de bedrijfsgebouwen heb ik belastingplichtige het voordeel van de twijfel gegeven en de geringe m² aan bedrijfsgebouwen op nihil gesteld.
Het land heb ik rekening houdend met de gebruiksmogelijkheden gewaardeerd op € 2,70 p/m² en dat is gebaseerd op de navolgende verkopen met een gemiddelde prijs van € 2,76 p/m², waarbij ik rekening houdend met de peildatum van 6 juni 2009 me beperkt heb tot verkopen in het jaar 2009 t.w.:
(…).
Na aftrek van de door mij berekende waarde van het woonhuis en het land, resteert voor 1 ha ondergrond en erf een bedrag van € 460.000,-- waarvan ik 50% aan 0.12.75 ha woondeel en 50% aan de resterende 0.82.75 ha heb toegerekend.
Op basis van bovengenoemde gegevens is de koopsom door mij als volgt uitgesplitst t.w.:
9.58.55ha land € 260.000,--
0.12.75ha t.b.v. het woongedeelte € 230.000,--
0.87.25ha ondergrond, erf en potentiele erfvergroting
€ 230.000,--
Koopsom € 800.000,--
Met betrekking tot de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming (…) is de waarde van de grond door mij als volgt vastgesteld, t.w.:
9.58.55ha land € 260.000,--
0.87.25ha ondergrond, erf en potentiele erfvergroting € 100.000,--
0.12.75ha t.b.v. het woongedeelte was vanwege privévermogen
niet vastgesteld, maar desgevraagd als volgt vast te stellen € 100.000,--
De WEVAB van het land is gebaseerd op eerder vermelde verkocht land en de WEVAB van 1 ha overige ondergrond, erf en erfvergroting op basis van bij agrarische transacties gehanteerde waarde van agrarische bouwblokken.
Deze gehanteerde waarde van de bouwblokken is het resultaat van analyses bij verkoop van volwaardige agrarische bedrijven tussen agrariërs, die het landbouwbedrijf voortzetten en deels gehanteerde koopsomsplitsingen, die gelijksoortige kopers en verkopers in transportakte hanteren.
Deze waarde wordt ook gehanteerd bij gezamenlijke taxaties met externe taxateurs (veelal agrarische taxateurs)
De in 2009 gehanteerde waarde van de agrarische bouwblokken lag in Noord-Holland tussen € 180.000,-- en € 200.000,--.
Zo heb ik bijvoorbeeld gezamenlijk met eerder genoemde makelaar [taxateur 2] per januari 2009 een agrarisch bedrijf in [plaats 2] getaxeerd, waarbij we 0.82.90 ha bouwblok t.b.v. het bedrijfsgedeelte op een WEVAB hebben vastgesteld van € 85.000,--.
Beoordeling van het taxatierapport van makelaar/taxateur [taxateur 2]
De op pagina 2 van het taxatierapport verstrekte opdracht is een opdracht, die ik niet als gebruikelijk ervaar, want over het algemeen wordt om een taxatie gevraagd van de waarde in het economisch verkeer (WEV) en waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming (WEVAB) en wordt door de opdrachtgever geen voorwaarden of beperkingen opgelegd m.b.t. de taxatie.
(…)
Samenvatting
Als WEVAB is door mij gehanteerd de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze, na de beste voorbereiding, door de meest biedende gegadigde zou zijn besteed bij voortzetting van de aanwending van de grond in het kader van een lanbouwbedrijf.
T.a.v. de agrarische bouwblokken is dat het resultaat van analyses bij de verkoop van volwaardige agrarische bedrijven tussen agrariërs, die het landbouwbedrijf voortzetten.
In dat kader en ter onderbouwing verwijs ik naar een onderzoek, die ik gedaan heb naar de door diverse agrarische makelaars getaxeerde agrarische bouwblokken t.b.v. herwaardering landbouwvrijstelling, waarbij er voor de jaren 2011 en 2012 voor het gedeelte in het bouwblok t.b.v. agrarische bedrijfsgedeelte (niet wonen) op een gemiddelde prijs van circa € 13,-- p/m² is getaxeerd.””
2.2.1.Nu in hoger beroep tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
2.2.2.In aanvulling hierop stelt het Hof de navolgende feiten vast.
2.3.1.Ten tijde van de verkoop van de opstallen en gronden aan [A] en [B] op 6 juli 2009 was het ‘Bestemmingsplan 1996 Buitengebied [Z] ’ van kracht. Op grond van de bij dit bestemmingsplan behorende plankaart hadden de verkochte grondpercelen aan [a-straat] 9 de bestemming 'agrarisch gebied, categorie 4, klasse a’. Het bestemmingsplan bevat – voor zover hier relevant – de navolgende bepalingen:
“Hoofdstuk 1 Algemene en technische bepalingen
Begripsomschrijvingen
(…)
r. dienst- of een woning in/bij of op een gebouw of bij een terrein kennelijk
bedrijfswoning slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens
huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of
terrein noodzakelijk is;
(…)
as. agrarisch gebied een gebied met agrarisch grondgebruik ten behoeve van een
agrarisch bedrijf, passend in het uitgangspunt dat de landbouw een
economische activiteit is met een op de markt gerichte produktie;
at. agrarisch bedrijf een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van produkten door
middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren,
waarbij ten behoeve van het bedrijf hoofdzakelijk gebruik gemaakt
wordt van open grond (grondgebonden bedrijf);
(…)
av. agrarisch bedrijfs- een gebouw dat door indeling en inrichting kennelijk is bestemd
gebouw om uitsluitend gebruikt te worden voor de uitoefening van een
agrarisch bedrijf;
(…)
Hoofdstuk 2 Bestemmingsbepalingen
Paragraaf 1 Agrarische doeleinden
Artikel 3 Agrarisch gebied, categorieën 1, 2, 3 en 4, klassen a, b en h.
omschrijving 1. De op de plankaart voor agrarisch gebied aangewezen gronden
categorie 1: met landschappelijke waarde;
categorie 2: met landschappelijke en natuurlijke waarde;
categorie 3: met landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische
waarden;
categorie 4: met bijzondere landschappelijke, natuurlijke en
cultuurhistorische waarden;
zijn alle bestemd voor agrarische bedrijfsvoering.
In alle categorieën bevinden zich de klassen a, b en h.
inrichting 2. Deze gronden mogen uitsluitend gebruikt en ingericht worden voor
agrarische doeleinden, met de daarbij behorende bebouwing:
in de klasse a: bedrijfsgebouwen, dienstwoningen en bijgebouwen;
(…) met in alle klassen de daarbij behorende andere bouwwerken en
andere werken, alsmede voor de instandhouding, het herstel en de
uitbouw van de aan die gronden eigen eerder genoemde waarden,
alsmede in de categorie 4 voor drinkwatervoorzieningen. De
bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve
van agrarische bedrijfsvoering.
beschrijving 3. De bestemming agrarisch gebied omvat naast de agrarische
in hoofdlijnen produktiefunctie een veelheid aan waarden en potentiële waarden op
het gebied van landschap, natuur en cultuurhistorie. Het streven is
erop gericht een zodanig evenwicht tussen de agrarische functie en
deze waarden te creëren dat hierdoor voorwaarden worden
geschapen voor een duurzame instandhouding van beiden.
(…)
wijzigings- Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
bevoegdheid a. het gebied waarvoor op de plankaart een bebouwingsvlak van de
ex art. 11 WRO klasse a is aangegeven, te wijzigen in de bestemming ‘wonen’,
ingeval een gevestigd bedrijf is beëindigd en het aannemelijk is
dat ter plaatse geen (ander) agrarisch bedrijf kan worden
voortgezet; (…).”
2.3.2.In de plantoelichting bij het onder 2.3.1 vermelde bestemmingsplan is onder meer het volgende opgemerkt:
“4. Uitgangspunten en doelstellingen
(…)
Landbouw
Er wordt gestreefd naar waar mogelijk handhaving en uitbouw van de agrarische structuur, zowel wat betreft de verscheidenheid aan agrarische bedrijven, als de duurzame instandhouding van het areaal landbouwgronden. Het beleid om wezensvreemde elementen uit het buitengebied te weren wordt gecontinueerd.
(…)
Om de agrarische activiteiten optimaal te laten functioneren, wordt vestiging van wezensvreemde elementen in het buitengebied afgewezen. Bestaande woningen in het buitengebied worden als zodanig bestemd. Nieuwe zelfstandige woningen, geen verband houdende met (agrarische) bedrijfsvoering, zullen niet mogelijk zijn. Dit betekent ook dat splitsing van woningen wordt afgewezen.”