Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand van appellant, die sinds 2012 bijstand ontving op grond van de Participatiewet (PW). De terugvordering is gebaseerd op de ontvangst van zijn aandeel in de nalatenschap van zijn ouders. Appellant betwist dat zijn aanspraak op de erfenis is ontstaan op het moment van overlijden van zijn moeder in 2014, en stelt dat dit pas bij het overlijden van zijn vader in 2020 het geval was. Hij voert aan dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn schulden en dat de terugvordering in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college de bijstand op juiste gronden heeft teruggevorderd, aangezien de aanspraak op de nalatenschap van zijn moeder is ontstaan op het moment van haar overlijden. De Raad bevestigt dat het college geen onevenwichtige belangenafweging heeft gemaakt, aangezien appellant na aftrek van schulden nog steeds over een aanzienlijk vermogen beschikte. De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die eerder in deze zaak heeft geoordeeld, wordt bevestigd. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.