Uitspraak
SAMENVATTING
WGA-vervolguitkering. Volgens appellante heeft zij met de door haar ontvangen inkomsten recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering. Daarnaast is volgens appellante sprake van dringende redenen om van herziening en terugvordering af te zien. De Raad volgt deze standpunten van appellante niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft herzien en teruggevorderd.
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid van appellante is hierbij op 47,39% vastgesteld op basis van de inkomsten uit werkzaamheden die zij bij haar werkgever nog verrichtte
.Na afloop van de loongerelateerde WGA-uitkering heeft zij met ingang van
12 september 2013 een WGA-loonaanvullingsuitkering ontvangen. Met ingang van
1 december 2013 is de loonaanvullingsuitkering omgezet in een WGA-vervolguitkering omdat zij niet langer werkzaamheden verrichtte.
Zuid-Afrika: [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3] .
€ 900,- en ZAR 20.000,- per maand als salaris. Het salaris is in 2018 verhoogd omdat de werkzaamheden via [naam B.V.] werden beëindigd. Appellante heeft te kennen gegeven dat, alhoewel dit administratief ‘niet volgens het boekje’ was, het resultaat hetzelfde was.
15 januari 2021 volgt dat appellante met ingang van 1 mei 2015 recht heeft op een vervolguitkering.
.Daarbij is niet in geschil dat de inkomsten die appellante heeft uit de drie bedrijven op haar naam lager zijn dan 50% van haar verdiencapaciteit. Dit betekent dat ten onrechte teveel uitkering aan appellante is betaald, op basis van een loonaanvullingsuitkering zonder dat daar recht op bestond. De rechtbank is van oordeel dat de herziening met terugwerkende kracht in dit geval niet in strijd is met het rechtzekerheidsbeginsel. Het kon appellante redelijkerwijs duidelijk zijn dat haar ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat het Uwv de door appellante gestelde mate van haar arbeidsongeschiktheid niet heeft hoeven te betrekken bij de vaststelling van haar uitkering. Dat appellante eerder een verzoek om herbeoordeling heeft ingediend, maar dat verzoek niet inhoudelijk is beoordeeld omdat het Uwv gebruik zou hebben gemaakt van een onjuist verzendadres doet daar niet aan af. Appellante had in de lange periode die sindsdien is verstrekken zelf kunnen informeren naar de stand van zaken. Dat in 2015 geen inhoudelijke beslissing is genomen op het herbeoordelingsverzoek betekent dan ook niet dat het Uwv voorafgaand aan het herzieningsbesluit van 15 januari 2021 de mate van arbeidsongeschiktheid had moeten herbeoordelen.
Het oordeel van de Raad
15 september 2015 [3] handelt een bestuursorgaan in strijd met de goede procesorde als het de grondslag van een besluit vervangt door een grondslag die het bestuursorgaan in een eerdere fase van de procedure bewust en ondubbelzinnig heeft prijsgegeven, zoals het ook in strijd is met de goede procesorde als een belanghebbende opnieuw een beroepsgrond aanvoert die hij eerder uitdrukkelijk en bewust heeft prijsgegeven. De Raad vindt hiervoor steun in een arrest van de Hoge Raad van 10 december 2010. [4]
WGA-loonaanvullingsuitkering in aanmerking te komen.
Het Uwv heeft in de in 1.5 genoemde rapporten aannemelijk gemaakt dat appellante geen loon voor werkzaamheden voor [naam B.V.] heeft ontvangen en dat zij geen inkomen heeft verdiend dat tenminste gelijk is aan de inkomenseis. Gelet hierop is het aan appellante om met objectieve en verifieerbare gegevens inzichtelijk te maken welke maandelijkse salarisbetalingen in de periode in geding hebben plaatsgevonden.