ECLI:NL:HR:2010:BO6786
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de mogelijkheid voor de inspecteur om nieuwe verweren aan te voeren in belastingzaken
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 november 2009, betreffende aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2002 en 2003. De Inspecteur had na bezwaar de aanslagen gehandhaafd, maar de Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraken op bezwaar, waardoor de aanslagen werden verminderd. Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de aanslagen opnieuw verminderde. Hierop volgde het cassatieberoep van belanghebbende.
De Hoge Raad oordeelt dat het de inspecteur in beginsel vrijstaat om in de procedure voor de rechtbank een ander standpunt in te nemen dan in de bezwaarfase. Dit geldt ook voor hoger beroep, waar partijen zich met alle gronden mogen verweren die zij dienstig achten, tenzij dit inbreuk maakt op de goede procesorde. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie en de parlementaire geschiedenis van de Wet belastingrechtspraak, waarin is benadrukt dat in belastingzaken in hoger beroep nieuwe beroepsgronden en argumenten kunnen worden aangevoerd, tenzij de goede procesorde dit belemmert.
De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, zonder dat verdere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 10 december 2010.