In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarbij haar bijstand is ingetrokken. Appellante ontving sinds 1 maart 1997 bijstand op basis van de Participatiewet. In februari 2017 werd in haar woning een hennepkwekerij ontdekt, wat leidde tot een onderzoek door de gemeente. Op basis van dit onderzoek heeft het college in juni 2017 besloten om de bijstand van appellante in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard en de grondslag van het besluit gewijzigd. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Appellante is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing, met de stelling dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college de schending van de inlichtingenverplichting als grondslag van de besluitvorming bewust en ondubbelzinnig heeft prijsgegeven. Hierdoor kan het college deze grondslag niet opnieuw aan de besluitvorming ten grondslag leggen. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en herroept het besluit van het college, waarbij het college wordt veroordeeld in de kosten van appellante.