In deze zaak gaat het om de toekenning van een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning aan appellante, die niet tevreden is met de omvang van de geboden ondersteuning. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, geboren in 1944, heeft beperkingen bij het uitvoeren van huishoudelijke taken. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had haar een maatwerkvoorziening van 136 minuten per week verstrekt, maar na bezwaar is dit uitgebreid naar 166 minuten per week. Appellante is het niet eens met de omvang van de ondersteuning, met name voor de module wasverzorging. De Raad heeft geoordeeld dat het college ten onrechte het HHM Normenkader 2019 heeft gebruikt voor de wasverzorging, en heeft zelf in de zaak voorzien door 50 minuten per week voor wasverzorging toe te kennen. Daarnaast heeft de Raad de Staat veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan appellante vanwege overschrijding van de redelijke termijn, en heeft het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in verband met de rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het college en de noodzaak om de juiste normtijden te hanteren voor huishoudelijke ondersteuning.