In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, geboren in 1951, heeft beperkingen bij het verrichten van huishoudelijke taken en heeft op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Dronten heeft haar een maatwerkvoorziening van 3 uur en 14 minuten per week verstrekt, waartegen appellante bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna appellante hoger beroep heeft ingesteld. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 18 oktober 2023.
De Raad oordeelt dat het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 van Bureau HHM als uitgangspunt kan dienen voor het vaststellen van de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp, maar dat dit niet geldt voor het resultaat wasverzorging. De Raad heeft vastgesteld dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de noodzaak van extra tijd voor het in- en uitruimen van de vaatwasser en de wasverzorging. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep gegrond verklaard, met de opdracht aan het college om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens is een voorlopige voorziening getroffen waarbij appellante tijdelijk 4 uur en 13 minuten per week huishoudelijke hulp zal ontvangen.
De Raad heeft ook de proceskosten van appellante vergoed, die in totaal € 3.348,- bedragen, en het college is verplicht het betaalde griffierecht terug te betalen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijk onderzoek bij het vaststellen van de omvang van maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo 2015.