ECLI:NL:CRVB:2024:598
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van algemene bijstand op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de afwijzing van een aanvraag om bijstand. Appellant, een zelfstandig ondernemer, had inkomsten uit verhuur van woningen die door het college als inkomen zijn aangemerkt, waardoor hij geen recht op bijstand zou hebben. De Raad oordeelt dat de huurinkomsten als privé-inkomen moeten worden beschouwd en niet kunnen worden verrekend met een negatief bedrijfsresultaat van de onderneming. De Raad bevestigt dat het college terecht het recht op bijstand heeft vastgesteld op basis van het maandelijkse inkomen, en dat er geen ruimte is voor verrekening van hypotheekkosten met de huurinkomsten. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat de situatie van de appellant niet vergelijkbaar is met die van een directeur-grootaandeelhouder van een BV. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de appellanten krijgen geen vergoeding voor proceskosten.