In deze zaak gaat het om de toekenning van een financiële maatwerkvoorziening voor het autogebruik van appellant, die ernstige beperkingen heeft. De rechtbank had het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen over de omvang van de maatwerkvoorziening, maar het college heeft dit niet gedaan. De Raad voor de Rechtspraak heeft zelf in de zaak voorzien en kent een vergoeding toe voor ruim 10.000 kilometers per jaar. Appellant, geboren in 1981, heeft een blijvende, ernstige verstandelijke beperking en kan zich niet zelfstandig verplaatsen. Hij heeft een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en ontvangt zorg via een persoonsgebonden budget (pgb). Het college heeft eerder een financiële maatwerkvoorziening verstrekt voor 2.000 kilometers per jaar, maar de Raad oordeelt dat dit niet voldoende is gezien de werkelijke vervoersbehoefte van appellant. De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank vernietigd en een nieuwe maatwerkvoorziening vastgesteld voor 10.493,72 kilometers per jaar, met een looptijd van vijf jaar. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant vergoed.