ECLI:NL:CRVB:2024:219

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
23/1974 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken gronden

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Nederweert hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. Het ingediende hoger beroepschrift bevatte echter geen gronden, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft het college meerdere keren de gelegenheid geboden om dit verzuim te herstellen, maar het college heeft geen gronden ingediend en ook geen geldige redenen aangevoerd voor het verzuim. De termijn voor het indienen van gronden is ongebruikt verstreken, waardoor het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand. De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat het college een griffierecht van € 548,- moet betalen, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 januari 2024
23/1974 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 1 maart 2023, 21/2408, (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Nederweert (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende hoger beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 4 juli 2023 is het college in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Bij e-mail van 20 juli 2023 heeft het college verzocht om uitstel voor het indienen van gronden.
Bij brief van 21 juli 2023 is aan het college uitstel verleend tot vijf weken na dagtekening van deze brief.
Bij e-mail van 8 augustus 2023, herhaald op 21 augustus 2023, heeft het college opnieuw verzocht om uitstel voor het indienen van gronden.
Bij aangetekende brief van 22 augustus 2023 is dit uitstel verleend, waarbij is vermeld dat geen nader uitstel zal worden verleend. Het college is de gelegenheid geboden de gronden in te dienen op uiterlijk 2 oktober 2023. Het college is er daarbij op gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
Het college heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Nu de aangevallen uitspraak in stand blijft, dient van het college een griffierecht van
€ 548,- te worden geheven.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat van het college een griffierecht van € 548,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2024.
(getekend) L.M. Tobe
(getekend)
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.