ECLI:NL:CRVB:2024:936

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
23/1974 WMO15-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening gronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2024 uitspraak gedaan over het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders Nederweert. Het college had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 1 maart 2023, maar de Raad heeft dit hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor was dat de gronden van het hoger beroep niet tijdig waren ingediend. Het college had verzuimd om de gronden binnen de gestelde termijn in te dienen, ondanks herhaalde verzoeken van de Raad om dit te doen.

Het college heeft geprobeerd aan te tonen dat de gronden op 28 september 2023 ter post waren aangeboden, maar de Raad oordeelde dat het college hierin niet was geslaagd. De interne e-mailwisseling die het college aanvoerde, bood onvoldoende bewijs dat de gronden daadwerkelijk op tijd waren verzonden. De Raad heeft vastgesteld dat het college tweemaal de gelegenheid heeft gekregen om het verzuim te herstellen, maar dit niet heeft gedaan.

Daarnaast heeft betrokkene, die door de rechtbank in het gelijk was gesteld, verzet aangetekend tegen de uitspraak van de Raad. Echter, de Raad oordeelde dat betrokkene geen procesbelang had, aangezien hij geen hoger beroep had ingesteld tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het verzet van betrokkene werd daarom ook ongegrond verklaard. De Raad heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 mei 2024
23/1974 WMO15-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 1 maart 2023, 21/2408 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders Nederweert (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 25 januari 2024 heeft de Raad het door college ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Raad het hoger beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
Het college is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep en heeft verzet gedaan.
Mr. H.B. Frenken heeft namens betrokkene verzet gedaan.
Het verzet is behandeld op de zitting van 23 april 2024. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen. Mr. H.B. Frenken is op de zitting verschenen.

OVERWEGINGEN

Verzet van het college.

De Raad heeft het hoger beroep van het college in de uitspraak van 25 januari 2024 nietontvankelijk verklaard omdat de gronden van het hoger beroep niet tijdig zijn ingediend.
Op grond van artikel 8:108 in verbinding met artikel 6:5 van de Awb moet het (hoger) beroepschrift ten minste de gronden bevatten. Op grond van artikel 8:108 in verbinding met artikel 6:6 van de Awb kan het (hoger) beroep niet-ontvankelijk worden verklaard als niet voldaan is aan artikel 6:5 van de Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem gestelde termijn.
Het college heeft bij brief met dagtekening 4 april 2023, door de Raad ontvangen op 6 april 2023, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 4 juli 2023 heeft de Raad het college verzocht om de gronden van het hoger beroep in te dienen. Het college heeft in reactie daarop bij emailbericht van 20 juli 2023 verzocht om uitstel te verlenen voor het indienen van de gronden van het hoger beroep tot na de zomervakantie van de regio Zuid. Bij brief van 21 juli 2023 is uitstel verleend tot vijf weken na 21 juli 2023. Bij e-mailbericht van 8 augustus 2023 heeft het college verzocht uitstel te verlenen voor het indienen van de gronden van het hoger beroep tot vier weken na 4 september 2023. Bij brief van 22 augustus 2023 is uitstel verleend voor het indienen van de gronden van het hoger beroep tot en met 2 oktober 2023. Het college is er daarbij op gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg kan hebben dat de zaak niet inhoudelijk zal worden behandeld.
De Raad heeft voor de indiening van het verzetschrift geen gronden ontvangen.
De laatste dag waarop de gronden van het hoger beroep tijdig konden worden ingediend was
2 oktober 2023.
Het college heeft betwist dat de gronden van het hoger beroep niet tijdig zijn ingediend. Daartoe heeft het college gewezen op een interne e-mailwisseling tussen de gemachtigde van het college en een van haar collega’s.
Uit die e-mailwisseling blijkt het volgende. De gemachtigde van het college heeft op 28 september 2023 om 14:13 uur een collega verzocht of hij de volgende dag tijd had om een stuk voor haar naar de Raad te sturen. De collega heeft daarop om 15:12 uur geantwoord dat zij het stuk mocht doorsturen en dat hij zou kijken of hij het die dag of de volgende dag op de post kon krijgen. Een half uur later heeft de gemachtigde van het college de collega bericht dat het stuk uiterlijk de volgende dag diende te worden verzonden. De collega heeft haar zeven minuten later bericht dat het stuk bij de post bij de balie beneden lag.
Met deze interne e-mailwisseling heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat de gronden van het hoger beroep op 28 september 2023 ter post zijn aangeboden. Uit de e-mailwisseling blijkt niet om welke zaak het ging. Ook blijkt daaruit niet dat het stuk door het college daadwerkelijk ter verzending aan de post is aangeboden.
Dit betekent dat de gronden van het hoger beroep niet tijdig zijn ingediend. De Raad mocht het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat, toen indiening van de gronden van het hoger beroep uitbleef, het college tot tweemaal toe in de gelegenheid heeft gesteld het verzuim te herstellen. Het verzet is daarom ongegrond.

Verzet van betrokkene.

Betrokkene is door de rechtbank geheel of gedeeltelijk in het gelijk gesteld. Betrokkene heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Betrokkene kan door zijn verzet tegen de uitspraak van de Raad van 25 januari 2024 op het hoger beroep van het college waarbij het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard, niet in een betere positie komen. Dat betekent dat betrokkene geen procesbelang heeft. Het verzet van betrokkene moet daarom ongegrond worden verklaard.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding moet worden afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzet van het college ongegrond;
  • verklaart het verzet van betrokkene niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van F. Sporrel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2024.
(getekend) E.C.G. Okhuizen
(getekend) F. Sporrel