Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Centrale Raad van Beroep
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2024, in de zaak 21/231 WIA, werd de berekening van het WIA-dagloon aan de orde gesteld. Appellant had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had bepaald dat deze niet werd uitbetaald vanwege zijn inkomsten uit arbeid. De hoogte van het dagloon was cruciaal voor de uitbetaling van de uitkering. Het Uwv had het dagloon berekend door het totale loon in het refertejaar te delen door 261 dagen, inclusief dagen zonder loon. Appellant betoogde dat de loonloze periodes buiten beschouwing moesten worden gelaten, zoals dat bij WW-gerechtigden gebeurt. De Raad oordeelde dat de wettelijke regels voor de berekening van het WIA-dagloon in strijd waren met het verbod op discriminatie, omdat het onderscheid tussen WIA- en WW-gerechtigden niet objectief gerechtvaardigd was. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en droeg het Uwv op om het dagloon opnieuw te berekenen, rekening houdend met de loonloze periodes. Dit leidde tot een hogere WIA-uitkering voor appellant, die nu recht had op een herberekening van zijn uitkering vanaf 23 januari 2020.