Verweerder ervaart de berekeningswijze van het dagloon voor de Wet WIA bovendien als een knelpunt in zijn uitvoering. Dit heeft verweerder op 3 juni 2021 in een knelpuntenbrief aan de minister geschreven. In de knelpuntenbrief is -voor zover hier relevant- het volgende vermeld:
“(…) Uiteraard gaat het bij de uitvoering van wetten en regelingen heel vaak goed. Er zijn echter ook situaties waar de toepassing van de wet niet in lijn is met de bedoeling van die wet, waardoor burgers in de knel komen. (…)
Op verschillende manieren kan wetgeving leiden tot knelpunten, met verschillende gevolgen. Wij hebben daarom de knelpunten ingedeeld in vier categorieën:
1. Wetgeving die dusdanig complex is dat deze leidt tot onbegrijpelijkheid en onvermogen bij burgers of bedrijven en tot fouten in de uitvoering;
2. Wetgeving die bij de uitvoering van onze dienstverlening de bedoeling niet ondersteunt;
3. Wetgeving die uitkeringsgerechtigden (onevenredig) zwaar kan raken in hun individuele inkomenssituatie;
4. Wetgeving die niet goed (meer) aansluit bij ontwikkelingen in de maatschappij dan wel een grote administratieve last veroorzaakt.”
Bij punt 3 (Wetgeving die uitkeringsgerechtigden (onevenredig) zwaar kan raken in hun individuele inkomenssituatie), staat het volgende voorbeeld genoemd:
“Een derde voorbeeld van wetgeving die langdurig grote financiële consequenties heeft voor een specifieke cliëntgroep betreft het dagloonbesluit WIA. Dit betreft verzekerden die voorafgaand aan hun arbeidsongeschiktheid ‘loonloze’ perioden kenden. In tegenstelling tot het dagloonbesluit WW tellen tijdvakken waarin geen loon is ontvangen, wel mee voor de berekening van de hoogte van het dagloon voor de WIA. […] UWV zou - ook in het kader van vereenvoudiging - graag het gesprek aangaan om de dagloonsystematiek in zijn algemeenheid tegen het licht te houden. In ieder geval is het wenselijk om de dagloonsystematiek WIA in lijn te brengen met de dagloonsystematiek WW/ZW.”
Verweerder brengt hier onder de aandacht dat de startersregeling voor de Wet WIA afwijkt van de startersregeling zoals die bij de WW/ZWwordt gehanteerd. In de regeling die voor de WW/ZW geldt wordt voor iemand met loonloze perioden in het referentiejaar het aantal loondagen van 261 vervangen door het totaal aantal gewerkte dagen in dat refertejaar. Verweerder beschrijft als voorbeeld van een geval waarin een uitkeringsgerechtigde onevenredig zwaar kan worden geraakt in haar individuele inkomenssituatie een geval zoals dat van eiseres.