ECLI:NL:CRVB:2025:240

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
23/2764 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. V.A.M. Vos, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 september 2024 volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de proceskosten en het griffierecht vergoed aan de appellant. De uitspraak betreft een proceskostenveroordeling op basis van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft het Uwv verzocht om te bevestigen of eerdere uitspraken van de Raad aanleiding gaven om in de zaak van de appellant tot een ander standpunt te komen, waarop het Uwv bevestigend heeft geantwoord. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en de zaak gesloten. De kosten voor rechtsbijstand zijn begroot op € 2.721,- en het door de appellant betaalde griffierecht op € 186,-. De uitspraak is gedaan op 12 februari 2025 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

23/2764 WIA
Datum uitspraak: 12 februari 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 augustus 2013, 22/590 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. V.A.M. Vos, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft het Uwv verzocht de Raad te informeren of de uitspraken van de Raad van 30 juli 2024 [1] over de berekening van het dagloon op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aanleiding geven om in de zaak van appellant tot een ander standpunt te komen. Het Uwv heeft hier bevestigend op geantwoord.
Op 12 september 2024 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Op 29 oktober 2024 heeft mr. Vos namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.
Het Uwv heeft een reactie ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Raad het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 september 2024 volledig aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen. Appellant heeft verzocht om vergoeding van de kosten van het beroep en het hoger beroep.
Omdat het Uwv aan appellant is tegemoetgekomen, zal de Raad het Uwv veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Uwv heeft de kosten van de bezwaarprocedure al vergoed bij de beslissing van 12 september 2024.
De kosten voor verleende rechtsbijstand worden, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.814,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-) en op € 907,- in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift), in totaal € 2.721,-.
Daarnaast moet het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.721,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door W.R. van der Velde, in tegenwoordigheid van A.K.F. Ouwehand als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2025.
(getekend) W.R. van der Velde
(getekend) A.K.F. Ouwehand